Tradities bij het ringrijden

Het ringrijden is omgeven door traditionele gebruiken. De band met het Huis van Oranje, de prijzen, het jonassen, de pollepel, de versierde paarden en pinksterdrie hebben binnen het ringrijden allemaal hun eigen betekenis.

Jonassen van een winnaar, 2006 (Erfgoed Zeeland, foto R. de Nennie).

Jonassen van een winnaar, 2006 (Erfgoed Zeeland, foto R. de Nennie).

Oranje

Op 25 juni 1954 aanvaardde prins Bernhard het beschermheerschap van de Zeeuwse Ringrijders Vereniging (ZRV). In de eeuwen daarvoor stelde menig lid van het Huis van Oranje een prijs beschikbaar. Stadhouder Willem V, die in 1786 Domburg bezocht, schonk twee gouden medailles. Koning Willem I was in 1823 en 1837 aanwezig bij het ringrijden in Vrouwenpolder en Westkapelle. Willem II woonde in 1841 het ringsteken in Westkapelle bij en Willem III was daar in 1862. Bij die gelegenheid schonk hij twee gouden horloges met ketting aan de winnaars.

Wisselbeker

In 1919 stelde koningin Wilhelmina de eerste koninklijke wisselbeker beschikbaar. In 1950 loofde ook koningin Juliana een zilveren wisselbeker uit. En een jaar nadat ze koningin was geworden, stelde koningin Beatrix in 1981 ook een wisselbeker beschikbaar: een bronzen beeldje. Om de wisselbekers te mogen houden, moet de winnaar de beker drie maal achtereen of vijf keer in totaal winnen.

Pinksterdrie

In verschillende plaatsen op Walcheren (onder meer Koudekerke, Nieuw- en Sint-Joosland en Souburg) wordt het ringrijden jaarlijks nog op derde pinksterdag gehouden.

Net als bij de gaaischieters nog steeds het geval is, werd in het verleden voor de ringrijders een ‘rolle’ opgesteld. Deze intekenlijst werd op zaterdagavond vóór Pinksteren in de dorpsherberg gelegd. Rond een uur of tien ’s avonds sloot de kastelein met enig ceremonieel de ‘rolle’ en betaalde iedereen het inschrijfgeld. De verzegelde rol werd bij aanvang van het ringrijden geopend en door de kapitein voorgelezen. Hij was het aanspreekpunt en had de leiding over de deelnemers. De deelnemers meldden zich op afroep present en konden hun plaats in de baan innemen. De zaterdag na pinksterdrie volgde de afrekening en betaalden de deelnemers hun consumpties.

Prijzen

In het verleden schonken vooral de dorpsnotabelen de prijzen. Nog steeds zijn er bekers die door de burgemeester zijn geschonken. Maar het ringrijden wordt tegenwoordig vooral gesponsord door de lokale middenstand.

Het bestuur van de VVV met boerencommissie bij de prijzen in Middelburg, omstreeks 1937 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Het bestuur van de VVV met boerencommissie bij de prijzen in Middelburg, omstreeks 1937 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Prijzen voor de Koudekerkse ringrijders op pinksterdrie, 7 juni 1927:
1e prijs: fietsband
2e prijs: bagagedrager
3e prijs: bloemenvaas
4e prijs: spade
5e prijs: zweep

Vóór de Tweede Wereldoorlog werden prijzen aan een prijzenlat nabij de ring opgehangen. Alle prijzen waren met linten versierd. De ringrijders gaven de linten aan hun meisje of aan de dochter van de boer van wie het paard was geleend.

Voor iedere ringrijder was er prijzengeld beschikbaar. Meestal bedroeg dit iets meer dan het inleggeld, zodat de inschrijfkosten werden teruggewonnen. Bij de hoogste prijzen werd de waarde van het goud- en zilverwerk van de prijs afgetrokken van het uit te keren geldbedrag. Zo kwam het dat de winnaars van de hoogste prijzen naast hun prijs meestal slechts een bescheiden bedrag overhielden. Doorgaans krijgen de prijswinnaars tegenwoordig alleen een beker mee naar huis.

Prijstafel in Koudekerke, 1963 (ZB, Beeldbank Zeeland, fotoarchief PZC).

Prijstafel in Koudekerke, 1963 (ZB, Beeldbank Zeeland, fotoarchief PZC).

Paard versieren

De paarden dragen versierde manen en ‘eslinterde’ (Nieuw- en Sint-Joosland) of ‘breistaerte’ (Koudekerke) staarten. Daarmee zijn aparte prijzen te winnen. De jury let niet alleen op versiering, even belangrijk is de verzorging van het paard.

Versierde paarden tijdens een wedstrijd in Vlissingen, 2008 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto M. Meijer-van der Linde).

Versierde paarden tijdens een wedstrijd in Vlissingen, 2008 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto M. Meijer-van der Linde).

Voor het versieren worden linten, pompoenen (wolbolletjes), wolletjes, strikjes, enzovoort gebruikt. Bij lange staarten moeten er drie vlechten aanwezig zijn, bij korte staarten één. Meestal wordt er bij de toekenning van prijzen onderscheid gemaakt tussen de koudbloeden (trekpaarden) en de warmbloeden.

Jonassen

Iedere winnaar in de ringrijderij wordt onder de ring gejonast. Dat jonassen is een variant van het Duitse ‘hänseln’ en het Vlaamse omhoog gooien dat in Mechelen geldt als het volksvermaak ‘Op-Signoorken’. De kampioenen en vaak ook de stekers van de honderdste ringen worden gejonast. De overige deelnemers dragen de winnaar naar het midden van de baan en werpen hem of haar daar drie maal in de lucht. Vooral lichtgewichten vliegen soms enkele meters hoog door de lucht.

Jonassen van de winnaar in Koudekerke, 1956 (ZB, Beeldbank Zeeland, fotoarchief PZC).

Jonassen van de winnaar in Koudekerke, 1956 (ZB, Beeldbank Zeeland, fotoarchief PZC).

Pollepel

De ‘pollepel’ wordt tegenwoordig verreden onder de ringrijders die de laatste twee beurten van de wedstrijd weten te steken. Hij is een geliefde ereprijs. Aan het begin van de twintigste eeuw was de pollepel echter het toonbeeld van onkunde en voorbehouden aan degene die de hele wedstrijd geen ring wist te steken. De prijs verwijst naar het paproeren op de boerderijen, een weinig begeerd werkje dat meestal de jongste knecht of koewachter toeviel. Lange tijd kreeg de winnaar van de pollepel ook nog een ‘zoetekoek’ (ontbijtkoek), maar die werd al voor de Tweede Wereldoorlog vervangen door een kistje sigaren.

Ringrijden bij Dishoek, 1974 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto J. Dingemanse). Aan de rechterpaal hangen de pollepel en een fles jenever. 

Ringrijden bij Dishoek, 1974 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto J. Dingemanse). Aan de rechterpaal hangen de pollepel en een fles jenever. 

Suukerkomme

Een oude traditie is voorts het rondgaan met de ‘suukerkomme’. Deze kom bevat brandewijn met suiker, waarin zoute bolletjes drijven. De ringrijders namen om beurten een slok uit de suukerkomme, tot deze helemaal leeg was. Op sommige dorpen is deze traditie bij ringrijwedstrijden nog steeds in gebruik.

De rijders nemen met de pollepel een slok uit de suukerkomme, Koudekerke, circa 1974 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto J. Simonse).

De rijders nemen met de pollepel een slok uit de suukerkomme, Koudekerke, circa 1974 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto J. Simonse).

De beroemde Vlissingse schrijfster Betje Wolff (1738-1804) wijdde een gedicht aan het ringrijden. Het is getiteld ‘Walcheren.’ Ze beschrijft daarin de pinksterwedstrijd te West-Souburg.

Literatuur en documentatie

Rian Ascheman, Het ringrijden op Oost-Souburg door de jaren heen, Oost-Souburg 1995.
F. van den Driest, Het bijgeloof van de ringrijders, in: de Wete 23 (1994) 4, 14-15.
F.P. Polderdijk, Ringrijden, in: de Wete 24 (1995) 1, 14-15, 18.
Paul Spapens, Ringrijden: traditionele paardensport op Walcheren, in: Paul Spapens en Jan Stads, Folklore is onvoltooid verleden tijd, Utrecht 2005, 88-93.
ZRV, Bram Roose (red.) en Leo de Visser, Zeeuwse Ringrijders Vereniging  (ZRV 1990), uitgave ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de ZRV.
Zeeuwsch zondagsblad, 3 september 1932.
ZLM Blad, 24 december 1974.
Informatiedossiers volkskunde Walcheren en Zeeland, ZB| Bibliotheek van Zeeland, Middelburg.
Pagina Tradities op de website van de Zeeuwse Ringrijders Vereniging (ZRV).