De Axelse streekdracht

De hoge doek, die als vleugels over de schouders van de vrouwen staat, is een van de meest kenmerkende onderdelen van de Axelse streekdracht. Met de versierde beuken legden de vrouwen eveneens eer in. Naast de boerendracht ontwikkelde zich in Axel een burgerdracht voor vrouwen.

Het Axelse streekdrachtkostuum gaat terug op het kostuum dat aan het eind van de achttiende eeuw algemeen in Zeeland werd gedragen. Verschillen ontstonden onder meer doordat de kostuums in de diverse regio’s verschillend werden beïnvloed door de burgermode. Ook het kostuum in het Land van Axel ging een eigen weg.

Man en vrouw in Axelse streekdracht, prentbriefkaart circa 1970 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Man en vrouw in Axelse streekdracht, prentbriefkaart circa 1970 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Vrouwenkostuum

De Axelse vrouwen droegen een katoenen mouwlief (hemdrok), een beuk, een flink aantal keuzen (rokken) en een zijden schort. Op het hoofd hadden zij een ondermuts van wit piqué, waarin een oorijzer was gespeld. Aan de uiteinden van het ijzer bevinden zich gouden windingen (krullen). De krullen stonden aanvankelijk aan de zijkanten van het hoofd, maar schoven binnen enkele generaties op naar boven het voorhoofd. Over de ondermuts ging een bovenmuts, op zondag was deze van kant met een zijden strik aan de achterzijde. Sommige vrouwen bleven een kindermuts dragen: de ronde muts of hernhutter.

Axelse vrouw in volle glorie, circa 1905 (ZB, Beeldbank Zeeland). De vrouw draagt haar zondags kostuum met onder meer de schortenstrik, mutsenbellen en meerdere ringen aan haar vingers. Haar schoenen met zilveren gespen zijn goed zichtbaar neergezet.

Axelse vrouw in volle glorie, circa 1905 (ZB, Beeldbank Zeeland). De vrouw draagt haar zondags kostuum met onder meer de schortenstrik, mutsenbellen en meerdere ringen aan haar vingers. Haar schoenen met zilveren gespen zijn goed zichtbaar neergezet.

Borduurwerk

Aanvankelijk was het kostuum kleurrijk, maar na het midden van de negentiende eeuw gingen donkere tinten en zwart overheersen. De vrouwen legden eer in met het borduurwerk op hun beuken, waarin de kleur wel bewaard bleef. Later kwamen aparte beukstukken in zwang waarin kraaltjes, lovertjes en pailletjes waren verwerkt. Ook de schortenstrik – gedragen vanaf eind negentiende eeuw – was met borduurwerk verfraaid.

Vrouw in Axelse dracht, circa 1970 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Vrouw in Axelse dracht, circa 1970 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Doek

De doek springt het meest in het oog. Vrouwen droegen deze aanvankelijk – net als elders – in het jak, maar na 1850 werd hij met grote plooien over de schouders gevouwen. Het jak maakte daarbij plaats voor een zwart mouwlief. Tegen het eind van de negentiende eeuw ging de Axelse doek de hoogte in. Door ingenieus vouwen en plooien kwam hij als een soort vleugels op de schouders te staan. Een stevige katoenen stof of pakpapier (‘stiefdoek’) – aan de binnenkant meegevouwen – zorgde ervoor dat de doek rechtop bleef staan. De generaties daarna creëerden steeds een iets hogere doek. De zondagse doek was gemaakt van een zwarte stof met ingeweven motieven. De doordeweekse doek was van een goedkopere stof.

Echtpaar in Axelse dracht, circa 1900 (ZB, Beeldbank Zeeland). Terwijl bij jonge vrouwen de doek al halverwege het hoofd reikt, ligt de doek bij deze vrouw nog vrij plat.

Echtpaar in Axelse dracht, circa 1900 (ZB, Beeldbank Zeeland). Terwijl bij jonge vrouwen de doek al halverwege het hoofd reikt, ligt de doek bij deze vrouw nog vrij plat.

Sieraden en accessoires

Tussen de krullen boven het voorhoofd werden sierspelden in de ondermuts gestoken. Aan de krullen hingen op zon- en feestdagen enkele of dubbele ‘strikken’ (mutsenbellen). Om de hals ging een aantal snoeren bloedkoralen met een gouden slot of (doordeweeks) een gouden of zilveren kraalhaak. Spulletjes voor onderweg werden bewaard in een beugeltas: een zwarte fluwelen zak, later versierd met borduurwerk, aan een zilveren beugel.

Kermis in Axel, prent door A. Dillens, 1874 (ZB, Beeldbank Zeeland). De vrouw draagt een mutsenstrik achterop de muts. De doek is al uit het jak over de schouders geplooid.

Kermis in Axel, prent door A. Dillens, 1874 (ZB, Beeldbank Zeeland). De vrouw draagt een mutsenstrik achterop de muts. De doek is al uit het jak over de schouders geplooid.

Mannenkostuum

De Axelse mannen gingen gekleed in een boezeroen (soort kiel), mouwloos vest, rok (jas) en klepbroek. Om de hals ging een halsdoek van zijde of katoen. De boezeroen was van een katoenen stof, voor de zondag zwart en doordeweeks donkerblauw met witte streepjes. In het halsboord gingen twee gouden keelknopen. De zondagse broek en rok waren gemaakt van kostbare stoffen, zoals zwart laken of bombazijn. Daagse kleding was van goedkopere stoffen. De broek werd gesloten met zilveren broekstukken. Tot ongeveer het midden van de negentiende eeuw reikte de broek tot net over de knieën. De mannen droegen er kousen en kousenbanden onder. Later kwam de lange broek in zwang. Verder droegen de mannen een klein zwart petje met een glimmende klep en een elastieken bandje. De pet was slechts een paar centimeter hoog. Onmisbare attributen voor de Axelaar in boerendracht waren een paeremes (boerenzakmes) en vanaf eind negentiende eeuw een zilveren horlogeketting.

Rouw

In de rouw droegen zowel mannen als vrouwen aangepaste kleding. De stoffen waren veelal effen en stemmig gekleurd. Versiering werd zoveel mogelijk achterwege gelaten. Wel was er een gradatie in type rouw: van zware rouw (dof zwart, nauwelijks sieraden en versiering) naar blinkende rouw (glanzend zwart met aangepaste versiering en sieraden) naar lichte rouw (donkerblauw of purper en lichte versiering).

Vrouw in Axelse burgerdracht. Kenmerkend zijn de sluiermuts en burgerjapon. (ZB, Beeldbank Zeeland)

Axelse burgerdracht

Axelse vrouwen die tot de burgerstand behoorden, gingen zich eind negentiende eeuw met hun kleding onderscheiden van de boerinnen. Ze droegen japonnen naar een wat ouderwets model uit de burgermode, net zoals de vrouwen op Schouwen-Duiveland, Noord-Beveland en Tholen. De muts uit de Axelse burgerdracht lijkt ook op die van de noordelijke eilanden. Het is een sluiermuts die aan beide zijkanten opbolt. Hij wordt in Axel ‘Thoolse muts’ genoemd. De ontwikkeling van de Axelse burgerdracht wijst op de behoefte om zich binnen Axel als aparte burgerstand te manifesteren. Deze dracht verdween nog vóór de Tweede Wereldoorlog.

Verdwijnen

Ook de Axelse boerendracht zou uitsterven. In de eerste decennia van de twintigste eeuw kregen veel kinderen al geen streekdracht meer aan. Daarna legden de mannen de dracht af. Rond 1975 droegen alleen enkele bejaarde mannen het kostuum nog. Vrouwen bleven de streekdracht langer trouw, maar vóór de eeuwwisseling was ook de Axelse vrouwendracht verdwenen.

Literatuur

Jeanine Dekker e.a. (red.), De Zeeuwse streekdrachten 1800-2000, Zwolle/Kleverskerke 2005.