Een regentenpaar uit Zierikzee
In het Rijksmuseum te Amsterdam bevinden zich de portretten van een Zierikzees echtpaar. Het gaat om Pieter de Witte (1588-1653) en Caecilia van Beresteyn (1589-1661). Zij gaven de Delftse schilder Anthonie Palamedesz. in 1652 opdracht om deze portretten te vervaardigen. Ooit hingen deze twee schilderijen in slot Moermond bij Renesse.
Vermogend echtpaar
Pieter de Witte werd geboren in Zierikzee waar zijn vader, Jacob de Witte, deel uitmaakte van het stadsbestuur. Hij was raad, schepen, burgemeester en thesaurier en bewoonde het huis De Mossel aan het Havenpark. Ook Pieter en zijn gezin bewoonden dit fraaie pand. Jacob de Witte en Jacomina Weijtsen kregen elf kinderen waarvan Pieter de jongste was.
In 1606 ging Pieter in Leiden studeren. In 1627 trad hij in het huwelijk met Caecilia van Beresteyn. Het trouwfeest moet een bijzondere gebeurtenis zijn geweest want de kosten ervan bedroegen maar liefst drieduizend gulden. Caecilia’s vader was burgemeester van Delft. Zij was eerder gehuwd met Cornelis Cornelisz. Briels. Het echtpaar woonde in Brielle. Uit dat huwelijk waren vier kinderen geboren. Uit het huwelijk van Pieter en Caecilia werden twee zoons geboren waarvan de tweede jong overleed. Door het huwelijk werden twee omvangrijke vermogens bij elkaar gebracht. De waarde van dat van Pieter werd getaxeerd op ruim 40.000 gulden. Het vermogen van Caecilia was meer want zij had alleen al van haar moeder ruim 85.000 gulden getrokken, een bedrag dat werd aangevuld met de erfenis van haar eerste man. In 1654 werd haar vermogen becijferd op fl. 138.873,67½. Bij haar overlijden liet ze ruim 200.000 gulden na.
Bestuurder en wijnhandelaar
Kans voor mr. Pieter de Witte om plaats te nemen op de Zierikzeese regeringskussens was er aanvankelijk niet. Pieters oudere broer, mr. Vincent de Witte, was lid van de raad en twee broers mochten niet tegelijkertijd daarin zitting hebben. Maar Vincent overleed in 1629 en het jaar daarop werd Pieter lid van de vroedschap. In 1630 werd hij toegelaten als wijnhandelaar, maar zijn activiteiten op dat terrein zijn vermoedelijk beperkt gebleven. De stadszaken namen veel van zijn tijd in beslag. In 1631 werd hij schepen en in 1633 burgemeester, een functie die hij nog zesmaal zou uitoefenen. Hij bekleedde nog een aantal andere functies die minder tijd vergden. In 1632 werd hij leenman van de grafelijkheid van Zeeland beoosten Schelde, in 1633 overdeken van de Groensel- en Rederijkersgilden en in 1634 landrechter van Schouwen en commissaris van de Vierbannen van Duiveland. Deze heerlijkheid was eigendom van de stad Zierikzee. In 1638 volgde het opperregentschap van het Oude Manhuis en in 1647 de functie van overdeken van het schippersgilde.
De belangrijkste nevenfunctie die mr. Pieter de Witte bekleedde, was die van opperdijkgraaf van Schouwen waartoe hij in 1642 werd benoemd. Hij was ambachtsheer van Haamstede en bezat ook een vierde deel van de heerlijkheid Burgh waartoe het naburige Clauskinderen en Westland werden gerekend. Naast het huis De Mossel bezat De Witte ook een boomgaard met een huisje in ’t Vrije, dat Mon Plaisir heette. Ook had hij een boerderij.
Zachte dood
Of het geloof een grote plaats in zijn leven innam, is de vraag. Pas in 1652, het jaar voor zijn sterven, deed De Witte belijdenis van zijn geloof waardoor hij lidmaat werd van de kerk. Bij Caecilia van Beresteyn was dat anders. Toen zij, bijna 73 jaar oud, ziek werd, was ze gewillig om te sterven. Ze zag haar overlijden met vreugde tegemoet. De weduwe bad God voortdurend om een zachte dood. Zo gebeurde het ook. Ze stierf in haar slaap. Overeenkomstig haar wens werd ze begraven bij haar eerste man in Brielle.
Dit verhaal verscheen eerder als column in Wereldregio, 15 oktober 2016.