Susanna Maria Loncque en Oosterland
Als een dame van stand staat ze vereeuwigd voor het Gasthuis in Oosterland. Susanna Maria Loncque is onafscheidelijk met het dorp verbonden sinds ze hier in 1731 ambachtsvrouwe werd. Ze verbleef er veelvuldig op haar buitenplaats en trad in de dorpsgemeenschap als weldoenster op. Zo kon dankzij een gift van haar het Gasthuis worden gebouwd, waar arme mensen uit het dorp konden wonen.
Afkomst en huwelijk
Susanna Maria Loncque werd in 1699 in Middelburg geboren. Haar vader was Charles Loncque, officier in het Staatse leger en later commandeur van de forten Lillo en Liefkenshoek. Haar moeder was Quirina Cecilia Verheye, dochter van de raadpensionaris van Zeeland. Vader Charles kocht kort na 1700 de heerlijkheid Oosterland. Na zijn dood zou zijn dochter deze van hem erven.
Susanna Maria trouwde in 1718 op achttienjarige leeftijd met Johan Cau, lid van het stadsbestuur van Zierikzee. Cau overleed ruim twee jaar later. De beide dochtertjes die uit het huwelijk werden geboren, werden niet ouder dan respectievelijk twee en zes jaar. Op jonge leeftijd was Susanna Maria dus weduwe en had zij ook haar beide kinderen verloren. De rest van haar leven zou ze wijden aan het beheren van het familiekapitaal en het besturen van de heerlijkheid.
Vermogend
Uit de nalatenschappen van haar vader en echtgenoot verwierf zij een vermogen. Het grootste deel van haar kapitaal was belegd in obligaties, onder meer van het gewest Zeeland, ten laste van verscheidene polders en van verscheidene steden. Verder bezat ze aandelen in de VOC en WIC, in een meestoof in Bruinisse, in een Middelburgse kruitmolen en in hofsteden en schepen. Ze had ook tiendrechten, een aanzienlijk grondbezit en van haar ouders erfde ze een boerderij onder Piershil. Tenslotte had ze ook bezittingen in Oosterland. Daaronder de buitenplaats Heerenhof, waar ze woonde als ze niet in haar woonhuis aan het Kerkhof in Zierikzee, het latere burgerweeshuis, verbleef. Ze genoot van het wonen buiten, dat volgens haar verre te verkiezen was boven het wonen in de stad.
Ambachtsvrouwe
Als ambachtsvrouwe van Oosterland, Sirjansland en Oosterstein voelde Susanna Maria zich, zoals menig ambachtsheer en –vrouwe in de achttiende eeuw, verantwoordelijk voor het welzijn van de inwoners. Het bezit van een heerlijkheid – in feite het bezit van een aantal rechten die iemand over een bepaald gebied mocht uitoefenen – werd beschouwd als privé eigendom. Als er binnen een heerlijkheid welvaart en orde heersten, was dat goed voor het prestige van de ambachtsheer en ambachtsvrouwe en hun familie.
Hoewel Susanna Maria zich in het openbaar door een mannelijk familielid liet vertegenwoordigen, regelde ze haar bestuurlijke en financiële zaken grotendeels zelf. Ze benoemde in haar heerlijkheid de functionarissen in de dorps- en polderbesturen en had grote invloed op de samenstelling van de kerkenraad, de aanstelling van de predikant en de schoolmeester aldaar. Ze kon zich enorm opwinden als iemand zijn plichten verzaakte. Toen onder baljuw Aart Goudswaart in 1746 een stroper uit gevangenschap ontsnapte, was ze woedend, omdat daardoor ‘het aansien’ van Oosterland was geschaad.
Gasthuis
Loncques bemoeienis met Oosterland is op meerdere plaatsen in het dorp nog herkenbaar. Het Gasthuis aan de Sint-Joostdijk springt het meest in het oog. Loncque stelde voor de stichting ervan geld beschikbaar. Het werd na haar dood, in 1754, gebouwd. Het brede, deftig ogende pand biedt plaats aan zes woningen. In het midden van de voorgevel bevindt zich een halfrond fronton, rijk gedecoreerd in Lodewijk XIV-stijl, dat de stichtingssteen en alliantiewapens van Cau en Loncque bevat. Door een bombardement in april 1945 werden de huisjes zwaar beschadigd. Daarna zijn ze gerestaureerd. Sinds 2004 prijkt in de tuin voor het Gasthuis een beeldje van de stichtster.
Andere sporen
Ook elders in Oosterland vinden we de sporen van Susanna Maria Loncque terug. In de kerk bevindt zich een grafmonument van gedeeltelijk verguld zwart en wit marmer, dat daar in 1757, vijf jaar na haar overlijden, is aangebracht. Het ontwerp is van architect Jan Peter van Baurscheit de Jonge, in die tijd zeer populair bij opdrachtgevers uit de Zeeuwse elite. Van het buiten Heerenhof is in het landschap de omgrachting nog te zien. De 18de-eeuwse hekposten bij de ingang, bekroond met twee grote leeuwen, zijn na de Tweede Wereldoorlog van hun oorspronkelijke plaats aan de Hofweg overgebracht naar de Hoge Maireweg. En ook de molen aan de Molenweg draagt een verwijzing naar de ambachtsvrouwe. Op de baard van de korenmolen bevinden zich de alliantiewapens van Cau en Loncque. Dit omdat de eigenaar van een ambachtsheerlijkheid ook het ‘windrecht’ bezat: het recht om op het grondgebied een molen te laten draaien. Deze molen werd gebouwd in 1752, het jaar waarin Loncque op 1 september op haar buitenplaats in Oosterland haar laatste adem uitblies.
Literatuur
Betty Blikman-Ruiterkamp, De plantage van de ambachtsvrouw, in: E. den Hartog, C.E. Heyning, R.H.M. van Immerseel en A. Coops (red.), Aspecten van Zeeuwse buitenplaatsen, jaarboek Kastelenstichting Holland en Zeeland 2006-2007, Haarlem z.j., 99-130.
J.H. Simmelink en H. Uil, Susanna Maria Lonque (1699-1752), ambachtsvrouwe van Ooster- en Sirjansland, in: Kroniek van het land van de zeemeermin 25 (2000), 37-64.
Ronald Stenvert e.a., Monumenten in Nederland, Zeeland, Zeist/Zwolle 2003.