Een wandgraf van Jan Pieter van Baurscheit in Oosterland

Verhalen Dennis de Kool

In opdracht van Susanna Maria Loncque, ambachtsvrouwe van Oosterland, beeldhouwde Jan Pieter van Baurscheit de Jonge een grafmonument in het kerkgebouw van de Hervormde Gemeente Oosterland. Net als zijn vader Jan Pieter van Baurscheit de Oude, die verscheidene grafmonumenten realiseerde, heeft ook Jan Pieter van Baurscheit de Jonge als funerair beeldhouwer zijn sporen nagelaten.

Het wandgraf in de kerk van Oosterland (foto Dennis de Kool).

Het wandgraf in de kerk van Oosterland (foto Dennis de Kool).

Zo perfect mogelijk

Na de dood van Van Baurscheit de Oude in 1728 nam zijn zoon het atelier in Antwerpen over. Stond de vader vooral te boek als beeldhouwer van religieuze beelden, kerkmeubilair, tuinornamenten en bustes van hoogwaardigheidsbekleders, Jan Pieter van Baurscheit de Jonge (1699-1768) verwierf voornamelijk bekendheid als architect. In Zeeland heeft Van Baurscheit de Jonge drie grafmonumenten vervaardigd: twee in Burgh en één in Oosterland.

De opdracht voor het grafmonument voor Susanna Maria Loncque (1699-1752) in Oosterland werd reeds voor haar dood verleend. In 1750 bezocht ze samen met haar belangenbehartiger Jacob van Citters de beeldhouwer in Antwerpen om het concept van het grafmonument te bespreken. Het moest een zo perfect mogelijk monument worden voor haar illustere familie. In eerste instantie diende Van Baurscheit de Jonge een ontwerp in voor een staand monument. Kennelijk was dit monument te duur, want uiteindelijk werd een ontwerp voor een goedkoper epitaaf goedgekeurd. De levering van het epitaaf verliep traag. Dit had verschillende oorzaken. De lat lag hoog, Van Baurscheit de Jonge kampte met gezondheidsproblemen en hij had het erg druk. Hoewel de ambachtsvrouwe van Oosterland ontevreden was over de voortgang, werd de opdracht niet ingetrokken. Toen het monument eindelijk voltooid was, werd het vervoer per schip door werklieden van de beeldhouwer begeleid. Aanvankelijk was het de bedoeling dat rond het epitaaf een ijzeren hek zou worden geplaatst, maar dit plan werd niet uitgevoerd. Mogelijk was er onenigheid ontstaan over de prijsopgave van de smid.

Detail wandgraf met treurende putto (foto Dennis de Kool).

Detail wandgraf met treurende putto (foto Dennis de Kool).

Treurende putto

Pas in 1758, vijf jaar na het overlijden van de opdrachtgeefster, werd het grafmonument in de kerk te Oosterland geplaatst. Het epitaaf, dat deels eigenhandig en onder toezicht van Jan Pieter van Baurscheit de Jonge tot stand kwam, behoort tot zijn belangrijke werken. De zittende treurende putto werd door meester-beeldhouwer Cornelis van Dael vervaardigd. Het huilende jongetje veegt met een draperie zijn tranen weg, houdt een toorts naar beneden en leunt met zijn rechterarm op een doodshoofd. Op de rand van de gedoceerde zwarte wandplaat is een cartouche met een gekroond wapenschild bevestigd. Aan weerszijden daarvan zijn uitdovende toortsen gepositioneerd, die het uitdoven van het leven symboliseren. Verder zijn twee gebeeldhouwde slingers aangebracht met kwasten die rond de witmarmeren grafplaat zijn gedrapeerd. Aan ieder lint zijn acht familiewapens van de families Cau en Loncque bevestigd. Daarboven bevindt zich een gevleugeld doodshoofd, die het ‘vlieden’ van de tijd symboliseert. Het centrale medaillon bevat een Latijnse inscriptie, die verwijst naar de overledene en haar man en tevens een christelijke boodschap bevat. Een vergelijkbare putto is aanwezig op een monument dat Van Baurscheit de Oude in Antwerpen heeft vervaardigd ter ere van pater Abraham van Creyn. Treurende kindertjes konden het verdriet op een aandoenlijke manier verbeelden. Vroege voorbeelden daarvan zijn aanwezig op grafmonumenten in Rome van de beeldhouwer François Duquesnoy (1597-1643). Ook tijdgenoten van Jan Pieter van Baurscheit de Jonge, bijvoorbeeld Jan Baptist Xavery (1697-1742) en Johannes Franciscus Maes (1707-1759), hebben treurende putti in grafmonumenten geïntegreerd.

Andere in het oog springende details zijn de vergulde ornamenten met asymmetrische en grillige schelp- en bladmotieven. Vermoedelijk hebben Franse prenten als inspiratiebron gediend. Jan Pieter van Baurscheit de Jonge was ook als kandidaat in beeld om het grafmonument voor Pieter Mogge in Dreischor te maken. Op verzoek verstrekte Van Baurscheit een ontwerp en enkele adviezen, maar deze opdracht werd uiteindelijk verleend aan Anthony de Wapperom en Matthijs van Nooyen.

Literatuur

F.S.E. Baudouin, Architect Jan Peter van Baurscheit De Jonge, 1699-1768, Liers Genootschap voor Geschiedenis: Lier 1994.
I.M. Breedveldt Boer, Tekenen en vasseren: het bedrijf van Jan Peter van Baurscheit (1699-1768) en de architectuur in het tweede kwart van de achttiende eeuw, Utrecht 2003 (proefschrift).
A. Jansen en C. van Herck, J.P. Van Baurscheit I en II, Antwerpse beeldhouwers uit de achttiende eeuw, in Jaarboek Oudheidkundige Kring Antwerpen (1942), p. 35-106.
L.M. van der Werf en J.H. Simmelink, De oudste kerk in Oosterland door de tijd heen, Kerkenraad van de Hervormde Gemeente Oosterland 2007.
Website Stichting RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis

Dit verhaal is onderdeel van een artikel over de grafmonumenten van Jan Pieter van Baurscheit in Zeeland, dat verscheen in Zeeuws Erfgoed, december 2018.