Mr. Cornelis Stavenisse (1595-1649)
In het verdelen van functies ten tijde van de Republiek werd nauwkeurig acht gegeven op regels en gewoonten. In Zeeland waren de zes stemhebbende steden de leveranciers voor de functies waarbij elke stad aan de beurt kwam. Dat gold in het bijzonder voor de twee belangrijkste, die van raadpensionaris en van secretaris. De regel gold dat de secretaris de kandidaat was voor de belangrijkste functie, die van raadpensionaris.
Een van degenen die deze hoge functie bekleedden was mr. Cornelis Stavenisse. Op de kopergravure van Hendrick Danckertsz. is hij te zien op 53-jarige leeftijd, het jaar waarin hij overleed. De gravure is gemaakt naar een schilderij van Hendrick van Limborch.
In de voetstappen van zijn vader
Cornelis Stavenisse werd geboren in Zierikzee waar zijn vader burgemeester en baljuw was. Zijn grootvader, naar wie Cornelis was genoemd, werd bij het beleg van Zierikzee door de Spaanse troepen doodgestoken. Na zijn rechtenstudie te Leiden keerde Cornelis terug in zijn vaderstad waar hij in 1617 landrechter van Schouwen werd. Twee jaar later werd hij lid van de raad en schepen. In dat jaar, 1619, trad hij in het huwelijk met Cornelia Cau. Zij kregen zeven kinderen, die op een na de volwassen leeftijd bereikten.
Aan het eind van de jaren twintig rees de ster van Stavenisse. Hij werd in 1628 burgemeester en leenman van de grafelijkheid van Zeeland beoosten Schelde. Een jaar later benoemde de raad hem tot commissaris van de Vierbannen van Duiveland. Deze heerlijkheid, met de dorpen Nieuwerkerk en Ouwerkerk, was eigendom van de stad. Al eerder, in 1627, was hij benoemd tot overdeken van het vleeshouwers- of slagersgilde.
Het gezicht van Zeeland
In 1630 volgde de promotie van mr. Cornelis Stavenisse tot secretaris van de Staten van Zeeland. Hij had als afgevaardigde van het Zierikzeese stadsbestuur regelmatig de vergaderingen bijgewoond. Nu werd hij dienaar van de Staten. Elf jaar bekleedde hij deze functie. In 1641 kwam de functie van raadpensionaris vacant en schoof Stavenisse door naar die positie. Hij was naar binnen en naar buiten het gezicht van het gewest en fungeerde als de centrale spil. Ook het onderhouden van de contacten met de Staten-Generaal in Den Haag behoorde tot zijn taken.
Gewond
Stavenisse bekleedde zijn ambt met de waardigheid die dat vereiste, maar liet zich zo nodig ook gelden. In november 1642 vond een stevige aanvaring plaats met Johan de Knuyt. Deze vertegenwoordigde de Eerste Edele, de aanduiding voor de prins van Oranje. De laatste woonde de vergaderingen niet bij maar had een permanente vertegenwoordiger, die samen met de afgevaardigden van de zes steden de Staten vormde. De Knuyt, de vertrouweling van prins Frederik Hendrik, werd zo kwaad dat hij zijn degen trok en Stavenisse verwondde. Boven verwachting herstelde de raadpensionaris. In januari 1643 verzoenden de beide heren zich.
Diplomaat
Stavenisses positie bracht met zich mee dat hij ook deelnam aan diplomatieke missies. Zo ging hij in 1644 naar Zweden samen met zijn ambtgenoot van Holland, Johan de Witt, en Andries Bicker uit Amsterdam. Die missie had tot doel om de geschillen van Zweden met Denemarken bij te leggen. Drie jaar later vertegenwoordigde mr. Cornelis Stavenisse Zeeland bij de begrafenis van stadhouder prins Frederik Hendrik. In 1648 mocht hij namens Zeeland aanwezig zijn bij de doop van de keurprins van Brandenburg in Kleef. De Staten van Zeeland beloonden hun eerste dienaar met een lampet – een kan om de handen in te wassen – verguld met zilver met daarop een plaat met het wapen van Zeeland. De waarde ervan was ruim duizend gulden.
Dit verhaal verscheen eerder als column in Wereldregio, 10 juni 2016.