De Oostkerk in Middelburg
De kerk met de ronde koepel tekent zich al eeuwen in het silhouet van Middelburg af. Hij verrees in een tijd waarin het de stad voor de wind ging en doorstond de eeuwen daarna nagenoeg ongeschonden. Tegenwoordig biedt het gebouw een podium aan culturele evenementen.
Een kerk voor een groeiende stad
Middelburg maakte aan het eind van de zestiende eeuw een groeispurt door. De florerende havenstad trok grote aantallen immigranten aan en om die een woning te bieden moest de stad uitbreiden. Dat gebeurde aan de oostzijde van de toenmalige bebouwing. Straten als de Brakstraat, Breestraat, Schuitvlotstraat en Verwerijstraat dateren uit die tijd.
Midden zeventiende eeuw werd in de nieuwe stadswijk een kerk gepland. De behoefte eraan was groot nu het aantal inwoners zo was gegroeid. De nieuwe kerk moest aan het eind van de Schuitvlotstraat komen. De voorzijde werd gericht naar de Breestraat, recht tegenover de Dampoort. De plek lag precies in de as van het havenkanaal dat in 1532 was gegraven. Om daar een vierkant plein te creëren, kocht de stad ter plekke een aantal huizen en liet die afbreken.
In de schulden
De Oostkerk was de eerste kerk in Middelburg die speciaal voor de protestantse eredienst werd gebouwd. De andere, al bestaande kerken dateerden uit de middeleeuwen en waren na de reformatie aan de Hervormden toegewezen. Het stadsbestuur trok een fortuin uit voor de bouw van de kerk en stak zich daarvoor flink in de schulden. Behalve uit een legaat werd de bouw gefinancierd uit een lening. De rente die daarover jaarlijks verschuldigd was, drukte zwaar op de stedelijke financiën. Het stadsbestuur verdubbelde daarom de belasting op bier en wijn en de ‘honderdste penning’ op de huizen, een onroerendgoedbelasting.
Ontwerp en bouw
De Haagse architect Bartholomeus Fransz. Drijfhout tekende voor het ontwerp van de kerk. Deze kreeg de vorm van een achtkantige koepelkerk. Op 15 september 1648 legden zes zonen van Middelburgse stadsbestuurders de eerste steen. Een zilveren troffel, die zich nu in de collectie van het Zeeuws Museum bevindt, herinnert aan die gedenkwaardige gebeurtenis.
Nog geen jaar na de eerstesteenlegging overleed Drijfhout en kwam het werk stil te liggen. Zijn opvolger werd de Hollandse architect Arent van ’s-Gravesande, een vroege meester van het Hollands classicisme. Van ’s-Gravesande, die in Middelburg kwam wonen, paste het ontwerp van het kerkgebouw op een aantal punten aan, maar liet het achthoekige grondplan onveranderd. Onder zijn leiding werd de bouw vervolgd.
De Oostkerk is een voorbeeld van de Hollands classicistische bouwstijl. In de verhoudingen en maten en in de toepassing van frontons en pilasters herken je de vormen en regels van de Italiaanse renaissance. Het overvloedig toegepaste beeldhouwwerk laat de invloed van de barok zien. Er gaan tal van symbolische verwijzingen in schuil, onder andere naar vergankelijkheid en het maritieme karakter van de stad. Opvallend is de memento mori in de vorm van een skelet boven de ingang.
Eerste dienst
Op woensdag 6 juli 1667, bijna twintig jaar nadat de eerste steen was gemetseld, konden Middelburgers voor het eerst een dienst in de nieuwe kerk bijwonen. De kerk was de zesde van de Hervormde gemeente in Middelburg en had enkele jaren eerder al zijn officiële naam gekregen: Oosterkerk, ook wel Oosterse kerk genoemd en vooral bekend als Oostkerk.
De familiewapens in de gebrandschilderde ramen, rouwborden en een speciale kerkbank toonden hoezeer deze kerk verbonden was met de stedelijke magistraat, die zich had ingespannen voor de bouw ervan.
De Rijckere-orgel
Het ontbrak het stadsbestuur lange tijd aan geld om voor de Oostkerk ook een orgel te laten maken. De kerkgangers deden het meer dan een eeuw zonder. In 1779 werd er dan toch toe besloten. Het kreeg een front in neoclassicistische stijl, dat was ontworpen door Conradt Kaijser, ‘landsfabriek’ (architect van de provincie), die tegelijkertijd een nieuwe preekstoel, banken en dooptuin ontwierp. De gebroeders De Rijckere, orgelbouwers uit het Vlaamse Kortrijk, vervaardigden het binnenwerk.
Toen het orgel eenmaal was opgeleverd bleek het grove mankementen te vertonen. Nadat verbeteringen waren aangebracht, kon het in 1783 alsnog in gebruik worden genomen. Het zou bekend komen te staan om zijn uitstekende kwaliteit. Tussen 1970 en 1974 werd het gerestaureerd.
Banken en graven
In de eerste eeuwen zaten kerkgangers naar rang en stand in afzonderlijke banken. Voor vaste speciale plaatsen moest betaald worden. Een andere bron van inkomsten voor de kerk was de verhuur en verkoop van graven. Ook voor het ophangen van rouwborden moest worden betaald. In de kerk werd tot de Franse tijd begraven. Buiten bevond zich ten noorden van het kerkgebouw nog een kerkhof, dat tot 1830 in gebruik was.
Repareren en restaureren
In al die eeuwen van zijn bestaan waren vele malen herstelwerkzaamheden noodzakelijk. Die waren niet zonder risico; zeker het werken op grote hoogte was gevaarlijk. In de koepel zijn namen aangebracht van mannen die tijdens de bouw en onderhoudswerkzaamheden zijn omgekomen.
Voor de grote stadsbrand die als gevolg van oorlogsgeweld in mei 1940 woedde, bleef de Oostkerk gespaard. In de jaren tachtig en negentig van de twintigste eeuw werd de kerk voor het eerst grondig gerestaureerd.
Nieuwe bestemming
De Oostkerk wordt inmiddels niet meer gebruikt voor de protestantse eredienst. Enkele keren eerder was het gebouw al het toneel van wereldlijke activiteiten. Bijzonder is dat er op 13 februari 1795 de eerste Bataafse Volksvergadering in Zeeland werd gehouden.
Op 6 januari 2017 werd in de Oostkerk de laatste kerkdienst gehouden. Het gebouw – een rijksmonument – heeft een culturele en maatschappelijke functie gekregen en wordt nu vooral gebruikt voor concerten (klassieke en hedendaagse muziek), tentoonstellingen en andere evenementen. In de zomermaanden zijn er rondleidingen en ook het orgel wordt dan regelmatig bespeeld. De koepel, zeer herkenbaar in het stadssilhouet, heeft er een bijzondere functie bij gekregen. Nabestaanden kunnen er op verzoek gekleurd licht in laten branden ter nagedachtenis aan een overleden dierbare.
Literatuur
Leo Hannewijk, De Oostkerk als baken, in: Bulletin Stichting Oude Zeeuwse Kerken, nr. 81, november 2019, 11-12.
J.H. Kluiver, Historische orgels in Zeeland, II. Walcheren, in: Archief KZGW 1974, 23-135.
P. Sijnke en A. van Waarden-Koets (red.), De Oostkerk; ‘een heerlyk stuk der Hedendaagsche Bouwkunde’, Goes 1997.