De Hooge Platen, van kale zandplaat tot vermaard broedgebied

Vanaf het fiets-voetveer Vlissingen-Breskens zie je de Hooge Platen aan de oostzijde liggen. Bij laagwater meten ze meer dan duizend hectare. In de loop van ruim drie decennia hebben de Hooge Platen zich ontwikkeld van een voor broedvogels ongeschikte zandplaat tot een Europese toplocatie van nestelende kustvogels.

Hulp van vrijwilligers

Dat broedgebied begon heel bescheiden in de tweede helft van de jaren zeventig. Jaarlijks waren er broedpogingen van de destijds zeer zeldzame dwergstern, maar vrijwel altijd gingen de legsels tijdens hoge springvloeden verloren. Vrijwilligers trokken zich het lot van de sterns aan en legden met zandzakken en kokkelschelpen een beschermd én aantrekkelijk broedgebied aan. Later werd een vogelwachter aangesteld, die de kwetsbare kolonies continu bewaakte.

Dit werkte en al snel nam het aantal dwergsterns fors toe. Ze kregen gezelschap van andere kustvogels als kluten, strandplevieren en visdieven. Om die, op enige afstand van de dwergsterns, een optimaal broedgebied te bieden, werden met behulp van stuifschermen lage duintjes gecreëerd.

Grote sterns terug in Zeeland

Niet alleen de visdieven hadden het daar naar hun zin, halverwege de jaren tachtig kwam er ook een groep grote sterns broeden. Dat was spectaculair, omdat deze soort al decennia lang uit Zeeland verdwenen was als gevolg van waterverontreiniging en verstoring van de broedgebieden.

In korte tijd groeide de grote sternkolonie uit tot een stabiele populatie van duizenden paren. Ze broeden in massieve kolonies, dicht bij elkaar en steeds onder de bescherming van nabij gelegen meeuwenkolonies.

Zwartkopmeeuw

De laatste verrassing was de komst van de zwartkopmeeuw. Dat is een fraaie, uit Zuidoost-Europa afkomstige meeuw, die zich net voor de eeuwwisseling als broedvogel in Nederland gevestigd heeft. Op de Bol broeden bijna duizend paren, één van de grootste kolonies van Noordwest-Europa, net als eerder gold voor de dwergsterns en de grote stern.

Bron

ZEEUWS LANDSCHAP 2014, nr. 2.