Zoogdieren in Zeeuws-Vlaanderen, neergang en opkomst

Vroeger bestond Zeeuws-Vlaanderen uit schorren en veengebieden die periodiek door de Noordzee werden overspoeld. De mens nam het heft over en door inpolderingen en inrichting als landbouwgebied, kreeg het land steeds meer zijn huidige aanzien. De zoogdierfauna veranderde ingrijpend.

Vroeger

Ingepolderde gebieden waren zo’n 250 jaar geleden kleinschalig en bestonden uit kleine akkertjes en vochtige hollebollige weilanden. Grotere zoogdiersoorten als eland, oeros, edelhert en bever waren hier al uitgestorven. Het boerenbestaan was geen vetpot. De laatste wolven waren rond 1600 verdreven en vormden al geen gevaar meer voor de schaapskudden. Dat nam niet weg dat er nog veel grotere zoogdieren leefden. Op de zandplaten van de Westerschelde wemelde het van de zeehonden. In de kreken en geulen waren otter en Europese nerts nog talrijk. Dassen bewoonden het dekzand en de dijken. Ree en vos waren aanwezig. De inheemse zoogdieren dienden de mens. Zo werden otters en vossen gevangen voor hun pels, en vormde reebout of zeehondenspek een welkome aanvulling op de schamele dis.

Dieptepunt

In de loop van de tijd werden steeds meer gebieden ingepolderd en in cultuur gebracht. Met de toename van de bevolking werd het leefgebied van zoogdieren steeds kleiner en meer versnipperd. De jachtdruk nam toe en door industrialisatie ontstond milieuvervuiling, waardoor nog meer soorten in de problemen kwamen. De Westerschelde veranderde in een open riool en giftige stoffen als PCB’s richtten slachtingen aan onder otter en zeehond. Het dieptepunt werd bereikt in de jaren ’60 van de vorige eeuw, toen vrijwel alle grotere soorten, waaronder de huidige algemenere soorten als vos en ree, uit Zeeuws-Vlaanderen waren verdwenen. De zeehond bereikte zijn dieptepunt rond 1970 toen nog slechts verdwaalde exemplaren werden gesignaleerd. De laatste otter werd in 1975 gezien, de das hield het nog tot 1978 vol. Daarna was de streek wat grotere zoogdieren betreft twee decennia vrijwel ‘leeg’.

De weg omhoog

In de tweede helft van de vorige eeuw groeide het besef dat het met de natuur niet goed ging. Milieuvervuiling werd aangepakt en bedreigde diersoorten beschermd. In 1990 werd de Ecologische Hoofdstructuur gelanceerd, een stelsel van zo goed mogelijk met elkaar verbonden natuurgebieden. Via de Kaderrichtlijn Water werd de waterkwaliteit geborgd. Dit leidde tot een ommekeer, tenminste een deel van de soorten wist hiervan te profiteren. Ook een aantal grotere zoogdieren kon zich na 2000 herstellen.

Ree

Een voorbeeld is het ree. Op een zomeravond in 2010 werden er rond het Groot Eiland bij Hulst 36 geteld. Ook op andere plaatsen hebben zich grotere populaties gevestigd, zoals op en rondom het Smitsschorre bij Axel. Vanuit deze kerngebieden zwerven de dieren tegenwoordig overal in Oost-Zeeuws-Vlaanderen rond. In West-Zeeuws-Vlaanderen blijft het ree ook nu nog behoorlijk schaars.

Vos

Waar veel mensen blij worden van een ree, zijn de meningen over de vos verdeeld. De snelle opmars van dit roofdier heeft tot een stortvloed aan negatieve media-aandacht geleid. Waar de één het dier bewondert om zijn schitterende pels, grijpt de ander naar zijn jachtgeweer om zijn kippen te beschermen. Zelfs onder natuurbeschermers wordt er verschillend over de vos gedacht.

Eekhoorn en steenmarter

De eekhoorn werkt hard aan zijn terugkeer. De laatste decennia is het landschap wat meer bebost geraakt en daarvan profiteert deze pluimstaart. Vanuit de bossen langs de grenskant rukt het dier nu naar het noorden en westen op.

Er zijn ook meldingen van steenmarters, helaas vooral als verkeersslachtoffers.

Zeehond

Wie bij Nummer Eén op de zeedijk staat en richting Hooge Platen tuurt, kan er haast niet naast kijken: rustende zeehonden op de zandplaten. Naast de talrijkere gewone zeehond valt de grijze zeehond op door zijn grootte. Mannetjes van 2,5 meter en 350 kilo zijn echt indrukwekkend. Wie geluk heeft kan er de bruinvis zien, onze kleinste dolfijn.

Het is duidelijk; zowel op het land als in het water keren de grotere zoogdieren geleidelijk aan terug. De meeste mensen kunnen dat wel waarderen.

Toekomst

Niet alle grotere zoogdieren van weleer zijn teruggekeerd, maar sommige kloppen wel al aan de provinciedeur. Boommarter, bever en otter nemen in de directe omgeving toe, terwijl voor de das op de langere termijn ook mogelijkheden zijn. Zelfs voor de Europese nerts wordt herintroductie overwogen, al zal dat nog veel tijd gaan kosten. Inmiddels dringt het inzicht door dat dat ook de nog ontbrekende grotere grazers een nuttige rol kunnen spelen in het beheer van natuurterreinen. De wisent is hiervoor in beeld. Het zoogdierenplaatje van 1750 zou daarmee weer vrijwel compleet zijn.

Bron

ZEEUWSLANDSCHAP 30 (2014) 2