De Sophiapolder, natuur in een historisch krekenlandschap

Landschapshistorisch gezien ligt de Sophiapolder in wat eens het Coxysche Gat was. Dit was een breed en vertakt getijdengeulsysteem, dat het toen nog veel grotere Zwin verbond met de Braakman. In de achttiende eeuw verzandde het Coxysche Gat, en de smalle resterende geul kreeg de naam Passageule. Vanaf de kant van de Braakman werd de Passageule in gedeelten afgedamd. In 1788 werd de Bakkersdam aangelegd. Het gedeelte ten westen hiervan, de huidige Sophiapolder, verlandde daarna snel, waardoor verdere inpoldering in het verschiet lag.

Deze inpoldering werd ter hand genomen door generaal Jozef van Damme, die in de Napoleontische tijd generaal was in het Franse leger. Voor bewezen oorlogsdiensten beloonde de kleine keizer Van Damme met een vergunning voor inpoldering van verlande kreekgebieden, slikken en schorren rond Oostburg. Meerdere polders kwamen onder leiding van generaal Van Damme tot stand. In 1807 werd de bedijking van de Sophiapolder, genoemd naar Van Dammes vrouw Sophia ’t Kind, afgerond.

Een goede twee eeuwen later werd deze landbouwpolder terug gebracht naar het stadium van vlak voor de bedijking. Een langgerekt gebied met grote geulen, eilanden, schiereilanden, ondiepwaterzones en natte graslanden; het historische krekenlandschap.

De omvorming tot natuurgebied heeft jaren geduurd, omdat de inrichtingswerken gecombineerd en deels gefinancierd werden met commerciële zandwinning. In de ondergrond van de Sophiapolder zat een meters dikke laag goed bruikbaar zand, afgezet in de tijd dat via het Zwin bij elke vloedstroom zand uit de Noordzee werd aangevoerd en bezonk tijdens de kentering. Jarenlang lagen bergen zand in de Sophiapolder te wachten op afvoer naar een nieuwe bestemming, zoals een nieuwe weg of bedrijventerrein. Alhoewel de Sophiapolder jaren de aanblik bood van een grote bouwput, deden zich hier toen ook al bijzondere natuurontwikkelingen voor. Zo ontdekte op een gegeven moment in het voorjaar een zwerm oeverzwaluwen, net terug uit Afrika, de zandberg met zijn steile wand, gelegen aan open water. Een paar jaar hebben ze in de berg gebroed. Nadat het zand was afgevoerd, is bij de natuurinrichtingswerken speciaal voor deze soort bij de aanleg van een eiland een steile oever aangelegd. Hierin broeden 200-300 paren oeverzwaluwen. De beestjes stellen wel als voorwaarde dat hun broedwand steil, kaal en ook nog eens stabiel blijft. Dus, de beheerder laat om het jaar de wand weer kaal en steil maken. Het zou mooi zijn als hier ook ijsvogels en wie weet bijeneters gaan broeden.

Vanaf de start van de inrichting als natuurgebied nam het aantal bijzondere vogelsoorten sterk toe, zoals van de kluut, geoorde fuut, zwartkopmeeuw en visdief. De meeste van deze soorten broeden op een eiland. Eilanden, liefst zo kaal mogelijk, bieden isolement en dus relatieve veiligheid tegen roofdieren.

Op het grote eiland in het westelijk deel van de Sophiapolder broeden de meeste soorten min of meer in kolonieverband. Dit maakt het vogels kijken ter plaatse extra aantrekkelijk. Bezoekers aan het gebied is het wat dat betreft erg gemakkelijk gemaakt, want er is een luxe kijkbordes langs de Isabelladijk, tegenover het vogeleiland.

Ook de vogeleilanden vragen onderhoud; ze moeten zo open en kaal mogelijk gehouden worden. Een goed waterpeilbeheer, zodat ze ’s winters langdurig worden overspoeld, en maaien in het najaar zorgen daarvoor.

Buiten de kreken werd de voedselrijke toplaag van de bodem verwijderd. Daardoor zijn de meeste graslanden schraal en laag gelegen, en dus meestal tot vrij laat in het voorjaar vochtig. Er groeien soorten als grote ratelaar, rietorchis, bijenorchis, moeraswespenorchis, rode ogentroost, aardbeiklaver en duizendguldenkruid; in de zomer een kleurrijk geheel! Door seizoensbegrazing en aanvullend maaibeheer wordt dit alles in stand gehouden.

De graslanden zijn bij uitstek geschikt voor weidevogels. Landelijk staan die onder grote druk, het aantal broedparen neemt af. Met extra beheermaatregelen wordt de Sophiapolder voor hen zo aantrekkelijk mogelijk gemaakt. Zo wordt de bodem tijdens het broedseizoen zo drassig mogelijk gehouden. Roofvogels en vossen worden zo veel mogelijk geweerd. Hoge bomen om dit gebied zijn uit den boze. En, om vossen uit het gebied te houden, is er een speciaal raster geplaatst. Ook zijn er extra broedeilanden aangelegd. Alles om het broedsucces te verhogen!

Overigens is er wat betreft vogelrijkdom in de Sophiapolder ook buiten het broedseizoen veel te beleven. Er verblijven vaak honderden meeuwen, eenden en ganzen in het open water, en vele steltlopers in de brede, slikkige oeverzones.

Kortom, de Sophiapolder is een eldorado voor veel vogels en dus ook voor vogelaars!

Bron

ZEEUWSLANDSCHAP 28 (2012) 1