Beeld van Zeeland in de jeugdliteratuur

Zeeland kent een rijke geschiedenis aan jeugdboeken over de provincie en aan jeugdboekenschrijvers/sters. Zowel eind negentiende als eind twintigste eeuw was er veel aandacht voor Zeeuwse historie in het kinderboek. Tussen die periodes zit wel een hele ontwikkeling in stijl, taal, illustratie en opvoedingsideaal. Het zwaartepunt van de onderwerpen in jeugdboeken verschoof in de loop der tijd van historie naar volkscultuur en vandaar naar sociale achtergrond. Eerst werd het geschiedenisverhaal als informatief opvoedkundig ideaal gebruikt. Tegenwoordig dienen de maatschappelijke ontwikkelingen als klankbord voor het verhaal van de hoofdfiguren. Iedere tijd kent zo zijn eigen jeugdboek.

Illustratie uit het Engelstalige Tales told in Holland, waarin de volkscultuur uit Zeeland floreert.

Illustratie uit het Engelstalige Tales told in Holland, waarin de volkscultuur uit Zeeland floreert.

Jantje zag eens pruimen hangen

Wat is eigenlijk jeugdliteratuur en wat zijn dan grotemensenboeken? De versjes en verhaaltjes voor kinderen die als eerste verschenen, zijn behoorlijk gruwelijk. Ze hadden dan ook een doel. Het helpen opvoeden van kinderen tot god- en oudervrezende brave mensen. Wie ondeugend was, wachtte een vreselijk lot. Ook minder beangstigende voorbeelden in de jeugdliteratuur hebben een duidelijke voorbeeldfunctie. Hieronymus van Alphen (1746-1803) schreef De pruimeboom. Dit gedicht is een zeer opvoedkundig stuk. Jantje ziet namelijk de pruimen hangen, maar hij plukt ze niet. Hij wordt voor die gehoorzaamheid beloond.

Jeugdliteratuur en kinderboek – 0-12 jaar

Kinderboeken waren tot de Tweede Wereldoorlog bestemd voor de jeugd tot twaalf jaar. Jongens gingen als ze vijftien jaar oud werden vanuit de korte broek zo het kostuum in. Meisjes werden klaargestoomd voor het huishoudelijk werk en moederschap. Men zag en behandelde kinderen als jonge volwassenen. Pas na de Tweede Wereldoorlog ontstond een jeugdcultuur.

In de jaren zestig verdwenen de belerende boeken en werd het boek vanuit het kind geschreven. Liefst het stoute kind. De Zeeuwse Annie M.G. Schmidt was een van de pioniers op dat gebied. In het buitenland was dat Astrid Lindgren (Pippi Langkous).

Vanaf de jaren zeventig werden veel boeken bedoeld om je als kind mee te identificeren. Scheidende ouders, drugs, een opa of oma die overlijdt, waren de thema’s. De jaren negentig tot nu kenmerken zich door het computertijdperk.

Floortje Zwigtman

Ook ouderen zijn het in toenemende mate niet meer gewend de tijd te nemen om een boek te lezen. Dat vertaalt zich in ander leesgedrag. Volwassenen gaan kinderboeken lezen omdat die eenvoudig geschreven zijn. Harry Potter is daar een goed voorbeeld van.

Floortje Zwigtman

Floortje Zwigtman.

Een goed Zeeuws voorbeeld is de schrijfster Floortje Zwigtman. Zij maakte een trilogie over de homoseksuele jongen Adrian Mayfield. Deze zal niet snel door jongeren beneden de veertien jaar gelezen worden. Door de links naar de wereldliteratuur trekt het boek ook een meer volwassen lezerspubliek. Tegelijkertijd zijn jongeren van nu vaak veel sneller in hun ontwikkeling dan twintig of dertig jaar geleden. Er is dan ook een nieuwe markt ontstaan, die van de adolescentenliteratuur. Meestal is de hoofdpersoon een puber op zoek naar zijn (seksuele) identiteit. Zwigtmans boek werd dan ook met een omslag voor volwassenen en een omslag voor jeugd op de markt gebracht

De opkomst van Zeeland in het jeugdboek

De geschiedenis van Zeeland is bij Nederlandse lezers onder meer bekend geraakt door J. Stamperius en P. Louwerse. Dat waren van oorsprong Zeeuwse schrijvers die sterk het beeld van Zeeland bepaalden. Hun boeken uit het eind van de negentiende eeuw hebben onderwerpen uit de Zeeuwse geschiedenis. Stamperius was vanaf 1887 redacteur van de ‘Nieuwe Bibliotheek voor de Jeugd’, later hernoemd tot Stamperiusbibliotheek. Kritiek op Stamperius is dat hij wel erg veel feiten en gegevens in zijn verhalen heeft gevlochten ten koste van de personages. In romans voor volwassenen wordt doorgaans het harde boerenleven bezongen. De jaren van het interbellum vormden voor Zeeland een nieuwe culturele gouden eeuw. Het eiland Walcheren werd ontdekt door de (massa)toerist en beroemde kunstenaars streken er neer. Het Zeeuwse landschap en de Zeeuwse streekdrachten werden in experimentele beelden gevat op het doek.

Maud en Miska Petersham, in: Olive Beaupré Miller, 'Tales told in Holland' (1926)

Maud en Miska Petersham, in: Olive Beaupré Miller, ‘Tales told in Holland’ (1926).

Thema’s

In de jaren 1920 werd Zeeland in het kinderboek vaak bekeken vanuit moderne Hollandse ogen. Alsof het een achtergebleven gebied was. De Zeeuwse kinderen lopen in identieke streekkostuumpjes. De streekdracht is elegant en stilistisch weergegeven en geïdealiseerd. Typische elementen uit de volkscultuur maken onderdeel uit van het verhaal. In de late negentiende eeuw ontstond in de Verenigde Staten de Hollandmania. In deze belangstelling voor Oud-Hollandse cultuur diende ook Zeeland als voorbeeld.

De veranderingen die eerst de Tweede Wereldoorlog en daarna de watersnoodramp Zeeland toebrachten, vormden nieuwe thema’s. Het geïnundeerde en ondergelopen land maakte de provincie tot een bar landschap. De eeuwige strijd tegen het water door de Zeeuwen paste perfect in de Nederlandse traditie en werd opnieuw actueel. Bekende boeken zijn onder meer Houen jongens van Klaas Norel en Oosterschelde windkracht 10 door Jan Terlouw.