Familieverhalen inspireren Floortje Zwigtman

door Jan van Damme (PZC)

Floortje Zwigtman is de schrijversnaam van Andrea Oostdijk. Ze werd in 1974 geboren in Terneuzen en woont in Middelburg. Nadat ze enkele jaren voor de klas had gestaan, debuteerde ze in 2001 met Spelregels – Het verhaal van een middeleeuws huwelijk.

Prijzen

Een jaar later won Floortje al een Gouden Uil en een Zilveren Zoen voor Wolfsroedel, in 2005 gevolgd door opnieuw een Gouden Uil en deze keer een Gouden Zoen voor Schijnbewegingen. Haar roman Spiegeljongen – deel drie van de trilogie ‘Een groene bloem’ – was in 2010 goed voor de Zeeuwse Boekenprijs. In 2014 kreeg ze lovende kritieken op Vlam, het eerste deel van de trilogie ‘Vonk’ waarvan nog twee delen moeten verschijnen. Aan het begin van de zomer van 2016 verscheen Het wildste boek voor buiten, een ‘doeboek’ om kinderen weer het genoegen van het buitenleven te laten proeven.

Floortje Zwigtman (foto Ruben Oreel).

Floortje Zwigtman (foto Ruben Oreel).

Generatie overgeslagen

“Je kunt zeggen dat ik eigenlijk een generatie heb overgeslagen”, zegt Floortje Zwigtman. “Mijn grootouders stammen van rond 1900. Dat komt omdat mijn ouders laat zijn getrouwd, in 1974. Ze waren toen al rond de veertig. Ik had dus met gemak twintig jaar eerder geboren kunnen worden. Dan was ik opgegroeid in de jaren vijftig en zestig. Nu is dat niet het geval. Maar omdat er in mijn omgeving wel veel mensen leefden, die juist die jaren bewust hadden meegemaakt en er ook graag over vertelden, heb ik wat met de tijd dat mensen nog een oude theedoek bewaarden om er frituurvet mee te kunnen zuiveren.”

Rood-gereformeerd

“Mijn moeder was hoofd van de christelijke kleuterschool in Arnemuiden. Mijn vader was daar hoofd van de openbare lagere school. Zijn familie was oud-gereformeerd. Zijn vader – mijn opa – was tegelijkertijd lid van de socialistische vakbond. Hij was dus rood-gereformeerd. Dat geeft aan dat de familie Oostdijk vrij eigenwijs was. Ze waren arbeiders, maar ze zijn nooit iemands knecht geweest. Aan mijn moeders kant ligt dat heel anders. Zij komt van Noord-Beveland. Daar waren de boeren oppermachtig. Mijn overgrootvader was meester-schilder en was in het bezit van een fiets. De familie Vader was toentertijd een van de rijkste op het eiland. Zeg maar: the top of the pecking order op Noord-Beveland. Toen mijn overgrootvader hun automobiel zag naderen, gooide hij snel zijn fiets in de sloot. Die mocht niet gezien worden, want rijden op een fiets, dat zou hovaardig zijn ten opzichte van de rijken.’’

Moeder Mien Kramer (rechts) met twee schoolvriendinnen in oorlogsjassen en met oorlogssokken.

Moeder Mien Kramer (rechts) met twee schoolvriendinnen in oorlogsjassen en met oorlogssokken.

Familie vertelde graag

“Ik had een familie die graag vertelde. Ook mijn moeder. Ze vertelde veel over haar jeugd op Kamperland. Bijvoorbeeld over tante Mina. Tante Mina was goed voor iedereen, voor de oudere mensen, voor de kinderen, voor de verwaarloosde poezen, iedereen kon op haar hulp rekenen. Die hulpvaardigheid had ze in de oorlogsjaren ook voor de Duitsers. Dat werd eerst niet gepikt op het dorp. Mijn moeder lag er opeens uit op school, omdat mijn oudtante te vriendelijk was voor de bezetters. De meeste Duitse soldaten zijn ook maar gedwongen om mee te doen aan de oorlog en de bezetting, ze zouden ook liever thuis zijn. Zo redeneerde mijn tante. Dat vriendelijkheid en hulpvaardigheid verkeerd kunnen zijn, althans als verkeerd kunnen worden opgevat, dat is me altijd bijgebleven.”

Dode koe langs dakraam

“Mijn vader woonde destijds op Kruiningen. Hij wist als jongetje precies wanneer een V1 of een V2 naar beneden zou komen. Door dat soort verhalen krijg je wel de ernst van het leven mee. Mijn grootmoeder van vaders kant woonde in Dordrecht. Het was de vraag of ze net wel of net niet te joods was. Die kwestie liep goed af voor haar. Toch is ze omgekomen. Haar hond blafte de hele tijd, daarom hebben de Duitsers haar en haar hond neergeschoten.

Tijdens de Ramp van 1953 woonde mijn vader in een van de eerste huizen achter de dijk. Hij vertelde altijd dat het huis ging ademen door de golven. Hij heeft behalve twee foto’s helemaal niets over uit die tijd. De rest is allemaal weggespoeld. Mijn vader heeft het water zien komen in Kruiningen, en zag ook hoe alle konijnen, hazen, katten voor de vloedgolf uitrenden. Hij vertelde later dat hij pas echt bang werd, toen hij een dode koe langs het dakraam zag drijven.”

Floortje in de Schouwse duinen met familie en ouders op de achtergrond.

Floortje in de Schouwse duinen met familie en ouders op de achtergrond.

Sociaal klem

“Ik kreeg al jong in de gaten dat ons leven zoals we dat nu hebben niet vanzelfsprekend is. Ik gebruik de door familieverhalen opgedane kennis indirect bij mijn werk. Ik schrijf historische verhalen, waarin ik werelden reconstrueer. Daarvoor moet ik veel onderzoek doen. Ik denk wel dat ik door de verhalen van mijn moeder gevoel heb gekregen voor precies dat soort manier van verhalen vertellen. Het is niet zo dat ik zelf in de tijd van mijn ouders of grootouders zou willen leven. Je had toen veel minder mogelijkheden om te studeren, door de eilanden kon je veel moeilijker reizen en sociaal zat je ook nog eens klem. Er waren natuurlijk ook goede dingen. Dat merkte ik laatst op de begrafenis van mijn oom. Door vast geloofsvertrouwen maken mensen zich geen zorgen over het verdwijnen na de dood. De mensen vroeger hadden gewoon een zorg minder: als je niet bang bent van de dood kun je leven.”

Zeeuws tintje

“De verhalen die ik te horen kreeg hadden best een Zeeuws tintje. Ze kwamen uit de protestantse hoek, je hoort erin dat we eilanders waren. En in de oorlog hadden we geen Hongerwinter, integendeel, het eten kon gewoon niet weg. Dat was zeker zo in de fruitteelt. Mijn vader vertelde over een Duitser die kersen met pitten en al had gegeten. Hij werd er ziek van, op de wc was hij net een mitrailleur.”

Meer weten?

Dit verhaal is een bewerkte en ingekorte versie van: ‘Zeeuwse familieverhalen inspireren Floortje Zwigtman’ in Zeeuws Erfgoed 2016 nr. 3 (september), 3-6, door PZC-verslaggever Jan van Damme.