Veiligheid in de delta
Nederland en ook Zeeland kent een lange geschiedenis van strijd tegen het water. Al in een ver verleden begonnen mensen hier zich te beschermen tegen de invloed van de zee. Op allerlei wijzen wist men het woongebied veilig te maken en de grond bruikbaar voor bewerking. Over een lange periode werd veel land gewonnen op de zee. De lage ligging maakt het gebied echter blijvend kwetsbaar. Ook de vele openingen in de kust waar rivieren uitmonden in zee zijn zwakke plekken. Vele kilometers dijken moeten hier laaggelegen polders beschermen tegen het samenspel van zee en rivieren.
Zeeland en watersnoodrampen
Zeeland is bij uitstek de plaats waar dit onderlinge gevecht plaatsvindt tussen mens, land en water. Het verleden leert dat met name in dit gebied de scheidslijn tussen water en land erg dun is. Land gewonnen, land verloren; de zee geeft, de zee neemt, steeds weer. Telkens opnieuw zoeken en vinden mensen (nieuwe) manieren om hun veiligheid te vergroten. Op vele momenten in de geschiedenis won echter het water van het land en dus van de mens. Vaak waren het stormvloeden die dijken deden breken, het land onder water zetten, dorpen verwoestten en vele slachtoffers maakten.
Vóór de watersnoodramp van 1953
Begin 1953 was het bijna vijftig jaar geleden sinds de laatste grote overstroming van land door zee (in maart 1906). Nog maar negen jaar eerder waren in Zeeland vele dijken beschadigd en delen van het land bewust onder water gezet (geïnundeerd) tijdens de Tweede Wereldoorlog. Enkele jaren geleden pas waren de laatste polders drooggelegd. De jaren na de oorlog besteedden mensen en overheid veel aandacht aan herstel van woonomgeving en economie. Er was sprake van een langdurig achterstallig onderhoud aan dijken. Al eerder, zowel vanwege de Eerste Wereldoorlog als de economische crisis van de jaren 1930, hadden overheden bezuinigd op uitgaven voor de kustverdediging. Eerder en vaker ook was al gewaarschuwd voor achterstallig onderhoud aan dijken en mogelijke gevolgen…
Versnipperd
Het beheer over de ruim 450 kilometer waterkerende dijken was erg versnipperd. De verantwoordelijkheid voor het onderhoud van deze dijken lag bij 131 beheerders (polderbesturen). Op verschillende plaatsen was men gedurende de jaren voor 1953 gewend geraakt aan dijken die slecht onderhouden of gewoonweg te laag waren. Men beschikte ook niet over financiële middelen om de situatie te verbeteren. In enkele rapporten van de overheid waarschuwde men voor de gevaarlijke situatie die was ontstaan. De inhoud hiervan was vaak echter niet bekend bij de beheerders. Omdat behalve door oorlogsgeweld al lang geen overstromingen meer hadden plaatsgevonden, voelden veel mensen zich bovendien veilig.
Uitzonderlijk
Op 1 februari 1953 zorgde een uitzonderlijke stormvloed bij springtij voor een enorme ramp. Dijken braken op diverse plaatsen, polders en dorpen stroomden onder water, vele mensen en dieren verdronken, er ontstond enorme schade. De watersnood verraste de meeste mensen in hun slaap. Het veilige gevoel was onterecht gebleken. En toen bleek dat de dijken zelfs ook een lagere vloed niet hadden weerstaan, werd duidelijk dat de mens had gefaald. Ten aanzien van het gevoel van veiligheid had de ramp een grote overtuigingskracht. Uit nood geboren realiseerde men zich dat dit niet meer mocht gebeuren. Voor het veiligstellen van mens, dier en land moesten ingrijpende maatregelen worden genomen.
Deltawerken
Al op 18 februari 1953 riep de minister van Verkeer en Waterstaat de zogenoemde Deltacommissie in het leven. Deze deskundigen moesten de minister adviseren welke maatregelen noodzakelijk waren om een volgende watersnoodramp te voorkomen. Met behulp van ideeën en voorstellen die al vóór 1953 waren gemaakt, stelde deze commissie een plan op tot versterking van dijken en gedeeltelijke afsluiting van riviermonden. De uitvoering van dit Deltaplan plan ging in 1954 van start. De afsluitingswerken in Zeeland en bij de Zuid-Hollandse eilanden, ook wel Deltawerken genoemd, werden uitgevoerd door de Deltadienst.
Eens in vierduizend jaar
Koningin Beatrix opende op 4 oktober 1986 de Oosterschelde Stormvloedkering. Met deze opening naderden de Deltawerken zoals vastgelegd in de Deltawet (1958) hun voltooiing. Er was veel werk verzet en veel geld besteed. Maar maakten al deze werken Zeeland (en de Zuid-Hollandse eilanden) veilig voor een mogelijke watersnoodramp? Bij de opening van de stormvloedkering verklaarde men de kans op een overstroming terug te brengen tot eens in de vierduizend jaar. De stormvloedkering en andere gerealiseerde Deltawerken moesten nog vele jaren kunnen volstaan om de dreiging van het zeewater te weerstaan. Toch geven vele berichten van de laatste jaren in de media en elders aanleiding tot nadenken.
Veilig?
De stijging van de zeespiegel vormt een nieuwe bedreiging. Overheid, wetenschap en bedrijfsleven verrichten onderzoek naar oorzaak en gevolg. Kustverdediging en de mogelijke aanpassing van water- en zeewerende elementen zijn vrijwel continu in de aandacht.
Getuigen
De ramp van 1 februari 1953 en de gevolgen ervan zijn nog steeds zichtbaar in het landschap. Zo zijn er op enkele plaatsen uitgestrekte krekengebieden te vinden waar het zeewater in 1953 gedurende langere tijd vrij spel heeft gehad. Voorbeelden hiervan zijn te vinden bij Schelphoek en Ouwerkerk op Duiveland. Verschillende waterplassen (of wielen, in Zeeland welen genaamd) herinneren aan kleinere en vaak ook oudere overstromingen.
De Deltawerken, dammen, bruggen en hoge dijken van na 1953, zijn ook getuigen van de watersnood en de verrichte inspanningen om een volgende te voorkomen.
Vloedmerken
In de regio Zuidwest-Nederland maar zeker in Zeeland treft men ook verschillende zogenaamde vloedmerken aan. Meestal zijn deze te vinden op oudere gebouwen, waaronder veel kerken. Met hoogtelijnen en jaartallen geven deze weer welke hoogte het water er heeft bereikt. Een aantal van deze vloedmerken zijn getuigen van meerdere rampen. De lijn ter aanduiding van de watersnoodramp van 1953 staat echter meestal bovenaan.
Het is een eeuwenoude traditie om dergelijke merken te plaatsen op de maximale hoogte van binnengestroomd water. Zo vind je op het visafslaghuisje aan de Turfkade te Goes een hardstenen vloedmerk van de ramp van 26 januari 1682. Dit is de eerste vloed waarover veel is geschreven en gepubliceerd.
Vloedmerken van de Ramp van 1953 zijn op veel plaatsen te vinden, zoals aan de muur van de kerk in Sint-Philipsland.
In Middelburg vinden we een vloedmerk op de oostelijke gevel van de Stadsschuur. Het centrum van Middelburg ligt twee meter hoger dan het grootste deel van Walcheren. Tijdens de hier aangegeven vloeden stond het water op het platteland dus tot aan de dakgoten…
Op Schouwen-Duiveland zijn nog vrij recentelijk in diverse dorpen rampvloedmerken aangebracht door de heemkundige Vereniging Stad en Lande van Schouwen-Duiveland. Ook aan weerszijden van de te bezoeken pijler van de Oosterschelde Stormvloedkering zijn vloedmerken aangebracht.
Herdenking / monumenten
Voor de vele slachtoffers van de ramp zijn op diverse plaatsen monumenten opgericht. Het zijn beelden en herdenkingsplaquettes, soms opvallend maar vaak ook bescheiden. Wel allemaal met hetzelfde doel. Om te gedenken maar tevens ook te waarschuwen. Dit nooit weer!