Oud en nieuw

Verhalen Tiny Polderman

De jaarwisseling is van oudsher een gelegenheid om eens flink de bloemetjes buiten te zetten. Geen wonder, vroeger was de winter een jaargetijde vol kommer en kwel. Naar het voorjaar werd verlangend uitgekeken en men haalde opgelucht adem als de dagen weer begonnen te lengen. De komst van het nieuwe jaar werd daarom met veel enthousiasme gevierd… en door de eeuwen heen ging dit met uitwassen gepaard.

Oud en nieuw in Zierikzee (foto Dirk-Jan Gjeltema).

Oud en nieuw in Zierikzee (foto Dirk-Jan Gjeltema).

1 januari

Sinds 1575 wordt in een groot deel van Nederland nieuwjaar op 1 januari gevierd. Voor die tijd waren er verschillende ‘begin’-data in zwang en heerste er complete verwarring. Verschillende keren werd geprobeerd het begin van het jaar te vervangen door ‘Epifaniën’ (6 januari), Maria-Boodschap (25 maart) of Pasen. In de tijd dat men nog niet over een vaste kalender beschikte, vierden onze vroege voorouders een midwinterfeest vanaf de dag die zij voor de kortste dag van het jaar hielden tot aan de dag waarop de zon definitief herboren leek. Die periode, de zogenaamde ‘joeltijd’, duurde twaalf nachten, volgens de huidige maandaanduidingen van eind december tot begin januari.

De Romeinen lieten aanvankelijk het nieuwe jaar op 1 maart beginnen; vandaar de namen van onze maanden, die uit het Latijn stammen: ‘september’ (7de maand, gerekend vanaf 1 maart; van het Latijnse ‘septem’), oktober (8ste, ‘octo’), november (9de, ‘novem’) en december (10de maand, ‘decem’). Januari is genoemd naar de Romeinse god Janus, die heerste over toegangen en deuren, vandaar dat het jaar onder zijn auspiciën geopend en onder zijn bescherming gesteld werd.

Oud en nieuw is altijd een werelds feest geweest. De Kerk zou hebben geprobeerd deze ‘onnutte superstitieën’ te domineren door vlak ernaast Kerst en Driekoningen te plaatsen; deze opzet is echter niet gelukt.

Van oud naar nieuw in de moderne tijd

In protestants-christelijke kringen is het een goed gebruik vroeg in de avond een oudejaarskerkdienst bij te wonen. Daarna brengt men in familieverband gezellig de avond door met spelletjes of de televisie, daarbij af en toe een oliebol verorberend, en wacht de klok van 12 uur af. Op dat tijdstip precies barst het vuurwerk los. Dan wordt het oude jaar uit- en het nieuwe ingeluid, met knallende champagnekurken en sier- en knalvuurwerk; de sirenes van de schepen in de Zeeuwse havens en langs de Westerscheldekust horen daar natuurlijk ook bij.

Slepen

Een traditioneel gebruik in de nieuwjaarsnacht, dat op veel Zeeuwse dorpen nog steeds in ere wordt gehouden is het ‘slepen’; alles wat niet los of niet té vast zit wordt door de plaatselijke jeugd van erven en uit tuinen verwijderd. De volgende dag kunnen de eigenaren hun vlaggenstokken, plantenbakken, tuinbeelden en regentonnen terugvinden op het dorpsplein. Tot voor kort vonden op vrijwel elk dorp kerstboomverbrandingen plaats. Nu is daar in het kader van milieuwetgeving een speciale ontheffing voor nodig.

Oude tijden

Tradities van onze verre voorouders zijn blijkbaar diep geworteld; veel van de hierboven beschreven onderdelen zijn misschien wel duizenden jaren oud. Zo zijn er in onze gebruiken rond oud en nieuw allerlei restanten van het Joelfeest overgebleven. Het verbranden van de kerstbomen, bijvoorbeeld. Dan wordt het oude jaar ‘vernietigd’ en het nieuwe ingeluid door met rook en vuur de boze en onheilbrengende geesten te verjagen en te weerhouden het nieuwe jaar binnen te gaan. In vroeger tijden hadden de nieuwjaarsvuren nog een andere betekenis: ze werden ontstoken om de komst van het licht te onderstrepen (de langste nacht was immers voorbij).

Carbid schieten (foto Dirk-Jan Gjeltema).

Carbid schieten (foto Dirk-Jan Gjeltema).

Ook het geraas van het vuurwerk, het lawaai van de scheepstoeters en klokgelui helpen bij het verjagen van kwade machten. Overigens is vuurwerk in onze streken pas populair geworden na de Tweede Wereldoorlog. Het Chinese spul is hier door Indiëgangers geïntroduceerd. In vorige eeuwen, toen wapenbezit nog niet aan banden was gelegd, werd er bij jaarwisselingen geschóten. Het carbidschieten dat in sommige streken nog wordt beoefend, doet hier sterk aan denken. Carbid is een brandstof die in het begin van de twintigste eeuw onder meer in lantaarns voor fietsen en auto’s werd gebruikt. Deze stof, die zeer explosief is, wordt tegenwoordig, in bepaalde streken bij speciale gelegenheden, in een melkbus gestopt, waarna de bus wordt afgesloten met het deksel of een voetbal. Na de ontsteking schiet het deksel of de bal met een oorverdovende knal uit de bus en komt tientallen meters verderop terecht.

Op deze eerste dag van het nieuwe jaar werden in een ver verleden ook offers gebracht, om een in alle opzichten vruchtbaar jaar bij de goden af te dwingen. De (restanten van de) offers at en dronk men na het ritueel zelf op; daarin zou de oorsprong liggen van onze oliebollen en appelflappen…

Lang voordat de oliebol en appelflap op het toneel verschenen, werden in Zeeland op oudejaarsdag al kleine reuzel- of smoutebollen gebakken. Speciaal op de Zeeuwse eilanden werd daarnaast door onze overgrootouders ook nog ‘flip’ gedronken (op Walcheren ‘flup’ genoemd), een soort kruidige sabayon op bierbasis. Een Zeeuws gezegde luidt niet voor niets: ‘het is flip tussen die twee’, dat wil zeggen: het zit wel goed tussen die geliefden.

Rommelen

Een typisch oudejaarsgebruik dat vroeger gemeengoed was en nu in Zeeland alleen nog in Yerseke en op Tholen voorkomt, is het lopen met de rommelpot of ‘koenckelpot’. Elke laatste dag van het jaar gaan honderden kinderen uit Yerseke hiermee de deuren langs. De kinderen zingen dan oudejaarsliedjes en begeleiden zichzelf met hun (zelfgemaakte) koenckelpot. Het meest gezongen lied op 31 december is: ‘Ik heb zo lang met de koenckelpot gelopen’. Ook op het Eiland Tholen wordt er op oudjaar met de rommelpot langs de deur gegaan. Zie voor meer informatie over dit streekgebruik het verhaal ‘Rommel- of koenkelpot’ op de website van Zeeuwse Ankers.

Nieuwejaer

Oorspronkelijk werden juist op nieuwjaarsdag de – zeer machtige – reuzelbollen genuttigd, dit ter vervanging van een broodmaaltijd. Deze reuzelbollen waren goedgevulde krentenbollen ter grootte van een soeplepel (!), in reuzel (= gestold varkensvet) gebakken.

Dé Zeeuwse nieuwjaarsdrank bij uitstek was verder de stroopjenever, geserveerd met ‘sukerwaefeltjes’. Zelden ontbrak de ‘nieuwjaerskoeke’, een soort ovale ontbijtkoek met suikerfiguurtjes die veel winkeliers aan hun trouwe klanten cadeau deden. In Westkapelle deelden kruideniers aan het eind van het jaar ook wel de ingrediënten uit, waarmee chocolademelk gemaakt kon worden.

De nieuwjaarsdag wordt van oudsher verder nog doorgebracht met het uitdelen van goede wensen aan buren, vrienden en bekenden. Ook hier geldt: wie goed doet, goed ontmoet; bij ieder bezoek komen namelijk de flessen met alcoholica op tafel en de kinderen weten vaak door een nieuwjaarsbezoekje aan opa en oma hun spaarvarken te spekken. En de laatste (ietwat verschraalde) oliebollen kunnen zo worden weggewerkt. Echte hard-liners trekken vervolgens ’s middags naar het strand waar op steeds meer plaatsen nieuwjaarsduiken worden georganiseerd.

Nieuwjaarsduik op Schouwen (foto Dirk-Jan Gjeltema).

Nieuwjaarsduik op Schouwen (foto Dirk-Jan Gjeltema).

Goede wensen

Het ‘nieuwjaer wensen’, in ruil voor een gift, was ook al in de achttiende en negentiende eeuw gebruikelijk, maar liep toen wel eens behoorlijk uit de hand. Mensen die om geld verlegen zaten, gingen willekeurige boerderijen langs, in de hoop een nieuwjaarsfooi te ontvangen. Vaak werden bij deze gelegenheid uitgebreide nieuwjaarswensen op rijm aangeboden. Ook werden daarbij versjes gezongen als: ‘Utemetuut, ‘t jaer is uut! (…) ’n Luusje en een vlooitje / Die sproenge op een strooitje / En ze riepe paer om paer: / Morge dan is ’t Nieuwejaer. / ’t Ouwejaer uut en ’t nieuwejaer in, / Ier is m’n beusje en steekt ‘r wat in, / Steekt ‘r drie gouwe dukaotjes in, / Jan, steekt ‘r drie gouwe dukaotjes in, / Dan is ’t nieuwejaer nae m’n zin’.

Deze verkapte vorm van bedelarij trok in 1869 zoveel kwaadwillende lieden aan, dat er van overheidswege werd gewaarschuwd tegen deze praktijken, die ‘veelal aanleiding geven tot en doorgebragt worden in dronkenschap en zedeloosheid, terwijl de waarlijk arme, door eer en schaamtegevoel gedreven, zich van het zogenaamd “nieuwjaarwenschen” onthoudt, rustig te huis blijft, maar daardoor ook niets ontvangt’. Ook waren er getuigenissen dat die nieuwjaarszangers de huizen binnendrongen en zich ongevraagd te goed deden aan wat daar voor eetbaars aanwezig was.

Met een schone lei beginnen

Alsof het allemaal nog niet genoeg was, kende men op Walcheren ook nog de ‘Nieuwejaersdunderdag’. Op de eerste donderdag na Nieuwjaar, wanneer het als gebruikelijk weekmarkt was in Middelburg, werden de jaarrekeningen aan de leveranciers betaald. De dorpelingen trokken van winkelier naar winkelier en van de dokter naar de apotheker. Het was ondenkbaar een dergelijke gelegenheid te laten passeren, zonder een overdadig gebruik van alcoholische dranken. Bij elke winkelier stonden de flessen en lagen de sigaren klaar. Aan het eind van de middag kon het zondagse goed definitief uit en waren de feestdagen eindelijk ten einde. Het moge duidelijk zijn, dat er in Zeeland in vroeger tijden zelden sprake is geweest van een ‘rustige jaarwisseling’. Utemetuut, ‘t jaer is uut!

Bronnen

Jan ter Gouw, De volksvermaken, Haarlem 1871.
J.L. de Jager, Volksgebruiken in Nederland, Utrecht/Antwerpen 1981.
Peter Koene, De Rommelpot, in: Volkscultuur Magazine, najaar 2009, 14-19.
Jan J.B. Kuipers, ‘Najaars- en wintergebruiken in agrarisch Zeeland’, Nehalennia afl. 130, 2000, 2-8.
Tiny Polderman, Even omzien: Utemetuut! Ut jaer is uut!, in: PZC, 31-12-1996.
Kees Torreman, 20 Eeuwen Nederland en de Nederlanders. 2. Feesten en gewoontes, Zwolle/Amsterdam 1998.
André Ver Elst, Folkloristische Tijdspiegel voor België, Brussel z.j., na 1962.