Fort Lillo: Zeeuws, Frans, Oostenrijks, Belgisch

door Jan Kuipers

Een stukje Zeeland in België? In zekere zin wel. Fort Lillo aan de rechter Scheldeoever ontstond gedurende de Opstand tegen Spanje. Het vormde tot 1839 een Zeeuwse enclave. Nu is het een kleine woonkern, geheel omgeven door de Antwerpse havenwerken.

In opdracht van Oranje

Het fort is in 1579 gebouwd, waarschijnlijk in opdracht van het stadsbestuur van Antwerpen. Hans Vredeman de Vries, Abraham Andriessen en Dirk van Mil werden door Willem van Oranje aangewezen om dit fort, maar ook Liefkenshoek en andere sterkten te ontwerpen en te realiseren. In 1574 had een Geuzenvloot voor Lillo nog een grote overwinning behaald op de Spanjaarden. Vanaf 1577 bereidde Antwerpen zich voor op een Spaanse belegering. Dit beleg door Alexander Farnese (de hertog van Parma) begon in juli 1584.

Geuzen bij Lillo. Fragment van het wandtapijt De slag voor Lillo, door Hendrick de Maecht (Zeeuws Museum).

Geuzen bij Lillo. Fragment van het wandtapijt De slag voor Lillo, door Hendrick de Maecht (Zeeuws Museum).

Farneses schipbrug

Ook de Spanjaarden bouwden enkele forten en schansen in de omgeving. Ze veroverden ook forten op de linkeroever, maar Lillo bleef ‘Staats’. Eén van de bekende elementen van het beleg was Farneses vermaarde schipbrug over de Schelde, waarvoor duizenden bomen in het Waasland werden geveld; ander materiaal kwam uit het onlangs veroverde Gent. De in februari 1585 voltooide schipbrug bestond uit 32 schepen met elk twee kleine kanonnen. Een planken loopdek over de schepen vormde het brugdek. Deze door Italiaanse ingenieurs ontworpen ‘Farnesebrug’ (El Puente de Farnese) zorgde ervoor dat Antwerpen niet langer door de Staatsen kon worden bevoorraad. Een pamflet roemde dit kunstwerk als superieur aan Xerxes’ beroemde brug over de Hellespont.

Committimus

Diverse aanslagen op de brug faalden, de slag op de Kouwensteinsedijk werd een Spaanse overwinning. Het beleg ging behalve met bloedige strijd ook gepaard met militaire inundaties in de wijde omgeving. Na de val van Antwerpen in augustus 1585 behielden de Staatsen de forten Liefkenshoek en Lillo. Ze bleven met korte tussenpozen tot 1785 vooruitgeschoven posten van de Republiek der Verenigde Nederlanden, tot handhaving van de (fiscale) afsluiting van de Schelde ten nadele van Antwerpen. Beide forten vormden met de steden en eilandjes van Axel, Terneuzen en Biervliet het Committimus. Dit was een bestuurseenheid, die vanaf 1588 rechtstreeks viel onder de Gecommitteerde Raden, het dagelijks bestuur van de Staten van Zeeland. Deze situatie duurde tot 1794.

Fort Lillo. Atlas van Loon, 1649.

Fort Lillo. Atlas van Loon, 1649.

Dorpssamenleving

In 1609, toen het Twaalfjarig Bestand begon, werd Fort Lillo vernieuwd tot een omwald en omgracht fort met vijf bastions en een enveloppe. Net als in onder meer Retranchement, Turkeije, Zuiddorpe en Philippine ontstond bij Lillo een dorpssamenleving. De hervormde religie werd met harde hand gehandhaafd. Zo onderging de soldaat Stoffel Caddeman in 1639  een draconische straf wegens godslastering. Hij had onder andere het heilig avondmaal toegediend aan een hond. Stoffels tong werd met een gloeiende priem doorboord en zijn voeten gebroken; ook werd hij uit de Republiek verbannen.

Kleurrijke commandeur

Een van de meest schilderachtige bevelhebbers van Lillo was Casimir Graf von Schlippenbach (1680-1755). Hij begon zijn officierscarrière in dienst van de Republiek tijdens de Spaanse Successieoorlog van 1701-1714, en eindigde deze als commandeur van Lillo en Liefkenshoek (tot 1750). Schlippenbach, telg uit een oud-Duits adellijk geslacht in Koerland (tegenwoordig deel van Letland), vocht en verbleef zowel in de Zuidelijke Nederlanden als in Spanje. Hij versleet talrijke minnaressen en was actief was als gokker, wapenhandelaar en duellist – tot zijn rechterarm moest worden geamputeerd. Ook exploiteerde hij zijn fraaie basstem in opera’s, speelde luit en viel op door eruditie, talenkennis en geestigheid. Na zijn pensionering vestigde Schlippenbach zich op een landgoed bij Den Bosch, waar deze teleurgestelde vriend van stadhouder Willem IV als bejaard man nog werd vermoord – of zelfmoord pleegde.

Gemachtigden van de Oostenrijkse keizer arriveren voor de "plegtige overgaave" van Lillo (1786). Gravure van Reinier Vinkeles, circa 1790.

Gemachtigden van de Oostenrijkse keizer arriveren voor de “plegtige overgaave” van Lillo (1786). Gravure van Reinier Vinkeles, circa 1790.

Van hand tot hand

In 1747 vielen Liefkenshoek en Lillo tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog gedurende een jaar in handen van de Fransen. De Republiek stond ze in februari 1786 af aan de Oostenrijkse Nederlanden, als uitvloeisel van het Verdrag van Fontainebleau. De fiscale blokkade van de Schelde bleef in stand.

Gedurende de Franse tijd (1794-1814) is Fort Lillo opnieuw ingrijpend verbouwd. Tijdens de Belgische Afscheiding van 1830 bleven beide forten in Nederlandse handen. Bij de officiële vrede van 1839 kwamen ze aan België. Nederland bouwde toen tegenover Terneuzen aan de noordoever van de Westerschelde Fort Ellewoutsdijk, zodat in geval van nood de Westerschelde toch afgesloten kon worden.

Einde van de vesting

In 1894 zijn Lillo en Liefkenshoek als vesting buiten werking gesteld. Het hoofdbolwerk van Lillo is in 1903-1906 gesloopt, de vestinggracht aan Scheldezijde grotendeels gedempt. In 1981 volgde aanwijzing tot beschermd monument. Het eigenlijke dorp Lillo is verdwenen; de kleine woonkern in het voormalige fort is geheel omgeven door het Antwerpse havengebied. Bezienswaardig uit de vestingtijd zijn de resterende wallen. De neogotische St.-Benedictuskerk uit het eind van de negentiende eeuw staat op de plek van de protestantse kerk uit de Nederlandse periode. De napoleontische kazerne is omgebouwd tot appartementencomplex (2005).

Het voormalige kruitmagazijn in Lillo (foto H.M.D. Dekker).

Het voormalige kruitmagazijn in Lillo (foto H.M.D. Dekker).

‘Ik komme van Lillo’

‘Ik komme van Lillo en ik wete van niks’: dit in Zeeland en Vlaanderen nog bekende gezegde betekent zoveel als ‘je dom houden’. De verklaring zou zijn oorsprong vinden in het (ontkennende) gedrag van soldaten van Fort Lillo na een aan hen toegeschreven roofoverval op een boerderij in Waarde (Zuid-Beveland) in 1579. De buit was niet spectaculair: ‘zeecker speck, hammen ende hoenderen’. Het is ook mogelijk dat de bewoners van Lillo vroeger als dom werden beschouwd, omdat ze vanwege de geïsoleerde ligging van hun woonplaats slecht op de hoogte waren van de actuele toestanden en ontwikkelingen elders in Zeeland en de Republiek.

Literatuur

Jan Bervaes, Beknopte geschiedenis en betekenis van de Scheldeforten Lillo en Liefkenshoek, in: Saillant 2011 nr. 4, 8-12.
Jan J.B. Kuipers, De Staats-Spaanse Linies; monumenten van conflict en cultuur, 1e en 2e druk, Vlissingen 2013.
J.M.G. Leune, Lillo en Liefkenshoek; de geschiedenis van twee Scheldeforten 1585-1786, 8 dln., Brussel 2006, 2009.
Hans Vogel & Marjans Smits (vert. en bew.), Een oorlogsman van dezen tijd en een beminnaar der sexe; autobiografie van Casimir Abraham Graaf van Schlippenbach (1682-1755), Amsterdam 2007.