De kluchtige Keteloorlog

door Jan Kuipers

Aan de ontruiming van de Zeeuwse forten Lillo en Liefkenshoek in 1786 ging een van de merkwaardigste schermutselingen uit de geschiedenis van de Republiek der Verenigde Nederlanden vooraf. Deze Ketel- of Marmietenoorlog bestond uit zegge en schrijve één kanonschot.

In 1782 zegde de Oostenrijkse keizer Jozef II van Oostenrijk het jongste Barrièretraktaat met de Nederlanden eenzijdig op. Het eerste traktaat was al in 1697 overeengekomen bij het einde van de Negenjarige Oorlog. De Nederlanden kregen toen het recht om garnizoenen te legeren in acht steden in de Zuidelijke Nederlanden.

Maar nu eiste de keizer het vertrek van alle Staatse troepen uit de Barrièresteden. Hij maakte gebruik van het feit dat de Republiek intussen verwikkeld was in de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784). De Republiek gaf toe, terwijl zij veiligheidshalve in het grensgebied wel vestingwerken opknapte, zoals in Retranchement.

Keizer Jozef II van Oostenrijk met zijn zusters Maria Anna en Maria Elisabeth. Schilderij door Joseph Haunzinger.

Keizer Jozef II van Oostenrijk met zijn zusters Maria Anna en Maria Elisabeth. Schilderij door Joseph Haunzinger.

Soepketel geraakt!

Jozef II wilde ook de Schelde opengesteld zien, die sinds 1585 (na de overgave van Antwerpen aan de Spanjaarden) onder Nederlandse controle stond. Met deze eis ging de Republiek echter niet akkoord. Jozef besloot tot enig machtsvertoon of zelfs een doorbraak: op 6 oktober 1784 stuurde hij drie schepen vanuit Antwerpen de Schelde op, waaronder de oorlogsbodem ‘Le Louis’. De bij Lillo geankerde Zeeuwse schoener ‘Den Dolphyn’ gaf als reactie een gericht kanonschot af, dat echter slechts een soepketel op het dek van ‘Le Louis’ trof. Het oorlogsschip gaf zich terstond over…

Tegenhouden van de keizerlijke brik 'Le Louis' door 'den Dolphyn' op de Schelde, 1784. Reinier Vinkeles naar Jacobus Buys)

Tegenhouden van de keizerlijke brik ‘Le Louis’ door ‘den Dolphyn’ op de Schelde, 1784. Reinier Vinkeles naar Jacobus Buys.

Oude en nieuwe forten

Deze onbenullige schermutseling kreeg de spotnaam Ketel- of Marmietenoorlog (een marmiet is een kookketel). De Republiek nam nadien 15.000 man extra in dienst en bracht de fortificaties in Staats-Vlaanderen (nu Zeeuws-Vlaanderen) in staat van paraatheid. Na Franse bemiddeling werden de onderhandelingen heropend, met als gevolg het Verdrag van Fontainebleau (1785). De Schelde bleef voor direct handelsverkeer voor de Zuidelijke Nederlanden gesloten, maar de Republiek zou de Oostenrijkse Nederlanden hiervoor compenseren. Er werd naar schatting twee miljoen gulden betaald; enkele bronnen spreken zelfs van tien miljoen. De Scheldeforten Lillo en Liefkenshoek werden ontruimd, maar bij Bath stichtten de Nederlanders een nieuw fort.

De Keteloorlog op een verzamelkaart uit een serie over de geschiedenis van Antwerpen (1951).

De Keteloorlog op een verzamelkaart uit een serie over de geschiedenis van Antwerpen (1951).

Literatuur

Jan J.B. Kuipers, De Staats-Spaanse Linies; monumenten van conflict en cultuur, Vlissingen 2013, 154.