Portugese Joden in Zeeland

Groepen Portugese (of Sefardische) Joden vestigden zich in de loop van de zestiende eeuw in Zeeland. Al eeuwen was deze groep het slachtoffer van vervolgingen. In de Nederlanden leidden ze een vrij onopvallend bestaan. In Middelburg beschikten ze over een huissynagoge en een eigen begraafplaats net buiten de stadswallen. Deze begraafplaats aan de Jodengang is er nog.

Gilden

De Portugese of Sefardische Joden waren politieke vluchtelingen. Ze werden na 1497 uit Portugal verdreven nadat ze eerder al in Spanje niet meer welkom waren. Omdat de wetgeving in de Republiek niet toestond dat deze veelal rijkere Joden in een gilde werden opgenomen, waren ze gedwongen zelf in de handel te gaan of een bank te beginnen. Diverse van deze Portugees-Joodse groepen vestigden zich in Middelburg.

Marranen

Marranen waren Joden die zich onder dwang hadden laten dopen en christen waren geworden. Dat gebeurde in de veertiende eeuw in Spanje na gewelddadige aanvallen op de Joden. Binnenshuis bleven de marranen echter de Joodse rituelen trouw. Op 30 maart 1526 nam Karel V maatregelen tegen de marranen. Velen van hen vluchtten naar Antwerpen. Daar werden ze door diezelfde Karel V na 17 juli 1549 door een nieuw plakkaat gedwongen te vertrekken. Vanaf 1550 volgde inquisitie voor de marranen, behalve voor hen die al langer dan zes jaar in Zeeland, Brabant of Vlaanderen woonden.

Bekeren of vluchten

In Portugal moesten de Joden al vóór oktober 1497 verdwijnen. Alleen als zij zich zouden bekeren, konden ze nog in het land blijven. Maar ook een bekering hielp hen weinig. De nieuwe christenen bleven blootstaan aan vervolgingen en executies. In 1540 werd in Portugal de inquisitie ingevoerd. Pas in 1629 waren marranen vrij om Portugal te verlaten. Voordien waren ze al bestolen van hun geld en goederen. De economie dreef op deze bevolkingsgroep. De marranen vluchtten naar landen rond de Middellandse Zee, maar ook naar Bordeaux, Vlaanderen en naar Middelburg.

Pest

Eerder nog, rond 1348, toen de pest in Europa heerste, werden de Joden ook al overal vervolgd. Bevolking en overheid gaf hun de schuld van de pestepidemie. In die tijd bevonden zich al enkele Joden in Middelburg en Goes. Zij werkten in de geldhandel en waren actief als zogenaamde lombarden.

Graf op de begraafplaats van de Portugese Joden in de Jodengang te Middelburg, foto uit 1912 (Zeeuws Archief, HTAM).

Smeekschrift

Enkele bekende Portugese Joden waren de families Perez en De la Palma. In het woonhuis van de Middelburger Marcus Perez, die later naar Antwerpen verhuisde, kwam in september 1566 het beroemde verzoekschrift tot stand waarin koning Filips II om godsdienstvrijheid werd verzocht. Beide families boden de koning miljoenen aan voor de godsdienstvrijheid. Als hij er niet op in zou gaan, kwam het geld ten goede aan de gewapende Opstand tegen Spanje.

Op 18 februari 1574 gaf de Spaanse bevelhebber Mondragon Middelburg over aan de prins van Oranje. Pas vanaf 1588 waren de Joden vrij om hun eigen godsdienst in de stad te beoefenen.

openluchtspel bij de 350-jarige herdenking van de Opstand in 1924

Openluchtspel ter herdenking van de Opstand van Middelburg tegen de Spaanse veldheer Mondragon. Pas nadat de Spanjaarden waren verjaagd ontstond er vrijheid van godsdienst voor de Joden in de stad. Foto van het openluchtspel bij de 350-jarige herdenking van de Opstand in 1924 (ZB, Beeldbank Zeeland)

Begraafplaats

De Joden beleden hun geloof niet in het openbaar. Ze leidden een onopvallend bestaan in de Zeeuwse hoofdstad. Ze kwamen bijeen in een huissynagoge aan de Rouaanse Kaai. In 1655 kregen ze de beschikking over een stuk grond buiten de stadswallen. Daar mochten ze hun doden begraven. Deze begraafplaats aan de Jodengang is er nog steeds. Omdat Joodse graven niet worden geruimd, zijn sommige graven hier wel 350 jaar oud. De laatste dode vond er in 1721 zijn laatste rustplaats. De 93 grafzerken liggen tegen dicht tegen elkaar aan op de grond. Dit is anders dan op de begraafplaats van de Hoogduitse Joden aan de Walensingel, waar alle grafstenen rechtop staan. Sommige grafstenen waren prachtig gedecoreerd. Zes daarvan hebben teksten in het Hebreeuws, de overige in het Portugees. De adellijke afkomt van enkele overledenen is af te lezen aan gebeeldhouwde motieven. Een motief met gespreide, zegenende handen wijst op het graf van iemand uit de oude Israëlitische priesteradel, de Kohaniem.

Liggende zerken op de Portugees-Joodse begraafplaats in Middelburg (Zeeuws Archief, HTAM).

Samuel ben Israël

Op de begraafplaats aan de Jodengang ligt Samuel ben Israël begraven. Hij was de zoon van Menasse ben Israël, een belangrijke Joodse publicist en uitgever uit de zeventiende eeuw. Menasse voerde onder meer onderhandelingen met de Engelsen over toelating van vervolgde Joden in dat land. Veel Engelse Joden zien hem dan ook als de grondlegger van het Jodendom in hun land. Om die reden toonden Engelsen vanaf het begin van de negentiende eeuw veel belangstelling voor de begraafplaats. In 1911 namen Engelse Joden het initiatief om de sterk in verval geraakte begraafplaats aan de Jodengang op hun kosten te laten restaureren.

Davidster

Meer dan tachtig jaar later was opnieuw een restauratie nodig. Die werd in 1998 voltooid. De Maastrichtse kunstenaar Appie Drielsma ontwierp het hek dat de begraafplaats van de straat scheidt. Daarin liet hij de davidster als motief terugkeren.

Bolus

De Zeeuwse bolus is een zoete lekkernij van fijn deeg, bruine suiker en kaneel. Waarschijnlijk heeft de bolus zijn naam te danken aan de aanwezigheid van de Portugese Joden in de provincie. Het Jiddische bole (hetgeen fijn gebak betekent) is afgeleid van het Spaans-Portugees bollo, hetgeen fijn broodje betekent.