Moren in Middelburg

In 1596 voer een op de Portugezen buitgemaakt schip met Moren (de oude benaming voor Afrikanen) de Middelburgse haven in. Ze waren afkomstig uit Guinee aan de Afrikaanse westkust. Het was de bedoeling van de Rotterdamse kapitein om de Moren als slaafgemaakten te verkopen. Maar daar stak het Middelburgse stadsbestuur een stokje voor.

Gezicht van de binnenhaven van Middelburg, vanaf de Oostpunt. Kopergravure, circa 1690 (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

Gezicht van de binnenhaven van Middelburg, vanaf de Oostpunt. Kopergravure, circa 1690 (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

Protest tegen de verkoop

In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was slavernij verboden en bovendien ging het om gedoopte christenen. Men vond in die tijd dat christenen niet tot slaaf gemaakt mochten worden. De Middelburgse burgemeester Adriaen Heindricxsen ten Haefft protesteerde daarom bij de Staten van Zeeland tegen de voorgenomen verkoop van de Moren. Zijn protest werd op 15 november 1596 in de Statenvergadering behandeld. In de notulen is te lezen waarom Ten Haefft zich tegen de verkoop verzette: ‘…dat hier waeren ingebracht mette Schepen uyt Guynéa, hier in gecommen veele Mooren, wel by de hondert, zoo Mans als Vrouwen ende Kinderen, wesende alle gedoopte Christenen, ende dat die daeromme nyet en behooren by yemanden gehouden oft vercocht te worden als Slaeven, maar gestelt in heure vrye liberteyt, zonder dat yemandt van derselver eygendom behoort te pretenderen.’

De 'Hof van Zeeland', de Abdij in Middelburg, waar onder andere de Staten vergaderden (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

De ‘Hof van Zeeland’, de Abdij in Middelburg, waar onder andere de Staten vergaderden (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

Vrijlating?

De Staten van Zeeland lieten de zondag daarop in alle kerken afkondigen dat de Afrikanen de volgende dag in vrijheid zouden worden gesteld. Vervolgens zouden ze de gelegenheid krijgen om een ambacht te kiezen of ergens in dienst te gaan, zodat ze in hun onderhoud zouden kunnen voorzien. Daartoe zou op diezelfde maandag een kijkdag worden georganiseerd. De bevolking kon op die dag een keuze komen maken uit de vrijgelaten Afrikanen. Het was dan wel de bedoeling dat men de Afrikanen die in dienst werden genomen volgens de christelijke leer zouden ‘opvoeden’ en een ambacht zouden leren. In de Statennotulen staat het zo: ‘op bringen in Godts Vreese, ende alle deuchden, als goede Christenen toestaet, ende doen oefenen in eenigen styl, hantwerck, ambacht ofte anders, daer toe zy bequaem zullen bevonden worden, ofte genegen zyn.’

In beroep

De eigenaar van het buitgemaakte schip, Pieter van der Haegen, ging tegen dit besluit in beroep bij de Staten Generaal. Hij vroeg toestemming om de Afrikanen naar Portugal te brengen. Het verzoek werd afgewezen. Maar op een tweede verzoek besloten de Staten dat de reder met de Afrikanen kon doen ‘soe hy ’t verstaet’.

Over de vraag waarom het schip de haven van Middelburg binnenliep, is nog veel onduidelijk. Ook is het niet bekend wat er verder met de Afrikanen is gebeurd. Mogelijk zijn ze alsnog weggevoerd. Misschien heeft een aantal meteen na de kijkdag werk gevonden en is deze groep in Middelburg achtergebleven. Duidelijk is in ieder geval dat in het Middelburgse gasthuis rond die tijd een aantal ‘mooren’ werden verpleegd.

Meer informatie op de website van het Zeeuws Archief.