Hugenoten in Zeeland

Onder de religieuze vluchtelingen die in Zeeland hun toevlucht zochten, bevond zich een groot aantal hugenoten. In de zeventiende en achttiende eeuw trokken deze protestanten uit Frankrijk weg, omdat de godsdienstvrijheid daar was opgeheven. Zij vestigden zich onder meer in Zeeland. Als eerste in Groede en Sint Anna ter Muiden, later ook op andere plaatsen in Zeeland. De aanwezigheid van de hugenoten is nog terug te zien in de taal. Zeeuwse dialecten hebben nogal wat Franse leenwoorden en ook in veel Zeeuwse familienamen is de Franse afkomst herkenbaar.

Edict van Nantes

Hugenoten kwamen vanaf 1617 vanuit Rijssel (Lille) naar Groede. Daar stichtten zij in 1622 een Waalse kerk. Hugenoten uit Calais en omgeving vestigden zich tussen 1635 en 1640 in Sint Anna ter Muiden. Pas in 1685 ontstond een massale vlucht van hugenoten naar de Republiek. In dat jaar hief de Franse koning Lodewijk XIV namelijk het Edict van Nantes op. Dat Edict garandeerde de protestanten vrijheid van religie. Door de opheffing werd hun positie onhoudbaar. Ze werden uit openbare ambten ontslagen, ambachtslieden werden uit gilden gestoten, protestantse scholen werden opgeheven of aan katholieken gegeven. Ook moesten de hugenoten zware belastingen gaan betalen. Pas rond 1770 kwam de immigratie van hugenoten volledig tot stilstand.

De Waalse kerk in Middelburg. Kopergravure uit de Nieuwe Cronijk van Zeeland door Mattheus Smallegange, 1696. De kerk stond in de Lange Sint-Pieterstraat en werd door oorlogsgeweld in mei 1940 verwoest.

De Waalse kerk in Middelburg. Kopergravure uit de Nieuwe Cronijk van Zeeland door Mattheus Smallegange, 1696. De kerk stond in de Lange Sint-Pieterstraat en werd door oorlogsgeweld in mei 1940 verwoest.

Invloed van taal

De hugenoten die in de zeventiende eeuw naar Zeeland trokken, waren afkomstig uit alle delen van Frankrijk. Zij spraken onderling bijna nooit het standaard Frans, maar altijd de taal van de streek. Om elkaar toch te kunnen begrijpen, zijn ze vermoedelijk spoedig gaan communiceren in het standaard Frans of met streekgenoten in Zeeuws dialect. Een groot deel van Noord-Frankrijk hoorde namelijk tot dezelfde taalgroep als die van het Zeeuws. Ook werd veel in de Rijsselse variant van het Picardisch gesproken.

Omdat de hugenoten over een periode van 150 jaar naar Zeeland bleven komen, was hun invloed op het dialect groot. Het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten kent haast geen pagina zonder Franse leenwoorden. Het woord ‘astrant’ bijvoorbeeld komt van het Franse ‘astreindre’, dat brutaal of dwingend betekent. En ‘hornet’, waarmee Zeeuwen garnaal aanduiden, komt van ‘gorrinet’.

Familienamen

Het Frans bleef in Zeeland lang een omgangstaal. Pas na de Franse tijd aan het begin van de negentiende eeuw verminderde het gebruik van de Franse taal. Maar de Franse familienamen bleven bewaard. Afstammelingen van hugenoten in Zeeland zijn daaraan nu nog vaak herkenbaar. Van oorsprong Franse familienamen zijn bijvoorbeeld: Albert, Baljé, Becu, Behage, Benteyn, Bommeljé, Brevet, Cappon, Cevaal, Claerbout, Le Clercq, Corré, Du Bois, Dusarduijn, Ghesquière (verbasterd tot Geschiere op Walcheren), Hennequin, De Hullu, Lefeber, Luteijn, Mazure, Mesu, Midavaine, Moggré, Mullié, Neuféglise, Oreel, Passenier, Poissonnier, Porrey, Provoost, Risseeuw, Schoonaard, Sohier, Suwijn, Tack, Tavenier, Triou en Wattez.

Literatuur

H. Bots, G.H.M. Posthumus Meyjes en F. Wieringa, Vlucht naar de vrijheid; de Hugenoten en de Nederlanden, Amsterdam 1985.
Lo van Driel, De Franse vluchtelingen in West-Zeeuws-Vlaanderen; hun assimilatie en taalgebruik, in: Archief; vroegere en latere mededeelingen voornamelijk in betrekking tot Zeeland, 2011, 53-72.
J. de Hullu, De overkomst van refugiés in westelijk Staats-Vlaanderen gedurende de zeventiende eeuw, z.pl. 1911, 61 p., overdruk uit: Nederlandsch archief voor kerkgeschiedenis, dl. VIII. 
J.E.J. Jurry, De immigranten der Hugenoten in Zeeuws-Vlaanderen, in: Bulletin van de Oudheidkundige Kring De Vier Ambachten, 4 (1985) 1, 10-13.