Marc Herman Boasson
door Jan KuipersMarc Herman Boasson (1887-1943) was wethouder van de gemeente Middelburg voor de Vrijzinnig Democratische Bond (VDB). Boasson werd een van de ongeveer 120 Zeeuwse slachtoffers van de Jodenvervolging gedurende de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog. Hij trad af nadat Middelburg in 1940 door de Duitsers bezet was, werd later met zijn vrouw Bella vanuit Amsterdam gedeporteerd en kwam op 26 september 1943 op 55-jarige leeftijd om in het Duitse werkkamp Kdo. Gröditz. Zijn vrouw Bella was toen al vergast in Auschwitz.
M.H. Boasson en Zonen
Boasson wordt op 11 oktober 1887 geboren in Middelburg. Als tweede zoon uit het gezin kan hij, ondanks gebleken intelligentie, niet gaan studeren. Daarom wordt hij met zijn neef I.M. Boasson firmant in de textielzaak van de familie, die al enkele decennia bestaat. De zaak is gevestigd in twee panden aan de oostkant van de Markt in Middelburg. M.H. Boasson en Zonen is een manufacturenzaak en groothandel die kant, bont en laken levert aan de textielwinkels op het platteland, ten behoeve van de in deze jaren nog volop florerende Zeeuwse klederdracht.
In de politiek
Op 1 september 1931, dus al op rijpere leeftijd, wordt Marc Herman beëdigd als raadslid voor de Vrijzinnig Democratische Bond, een altijd klein gebleven, sociaal-liberale partij. Boasson legt als liberaal denkend man niet de eed, maar de belofte af. Door het overlijden van wethouder A.A. de Veer wordt hij al per 31 december 1932 wethouder van zijn stad, die op deze datum 18.849 inwoners telt. Zijn portefeuilles zijn gemeentebedrijven en onderwijs.
Als bekwaam bestuurder wordt Boasson kort na het aantreden van burgemeester J. van Walré de Bordes ook locoburgemeester, omdat Van Walré de Bordes het advies heeft gekregen het wat kalmer aan te doen. Als locoburgemeester zit Boasson begin 1940 diverse raadsvergaderingen voor.
Vlucht en terugkeer
Na de Duitse inval vlucht Boasson op aanraden van de burgemeester met zijn gezin op 14 mei 1940 naar Zeeuws-Vlaanderen, drie dagen voor de catastrofale beschieting van Middelburg, die een enorme vuurzee veroorzaakt en een groot deel van de historische binnenstad in puin legt. In Zeeuws-Vlaanderen is hij als rapporteur actief voor de Nederlandse militaire autoriteiten. Niet in staat om de Duitsers voor te blijven, keren de Boassons in juni weer terug naar Middelburg. Boasson treedt af als wethouder, officieel wegens de wederopbouw van zijn door de verwoesting getroffen zaak. Op 20 november is ook zijn laatste raadsvergadering; Joden mogen in het bezette Nederland geen raadslid meer zijn. Bij de volgende vergadering wordt Boassons afwezigheid niet eens vermeld. Het volgende jaar worden zijn zaak en zijn huis door de Duitsers onteigend.
Voorgoed verdreven
Op dinsdag 24 maart 1942 moeten de Zeeuwse Joden naar Amsterdam vertrekken, met niet meer bagage dan zij kunnen dragen. De Boassons gaan iets later, omdat echtgenote Bella in het ziekenhuis is opgenomen. Maar ook zij moeten er spoedig aan geloven. In Amsterdam woont het kinderloze echtpaar achtereenvolgens op het Jonas Daniël Meyerplein en aan de Plantage Muidergracht bij de familie Levie, waarmee vriendschappelijke betrekkingen ontstaan. Op 2 september 1942 verschijnen Nederlandse politiemannen aan de deur, met de kennisgeving dat de Boassons weg moeten en tien minuten krijgen om te pakken. De volgende dag arriveren zij met een menigte lotgenoten in Westerbork. Weer een dag later, 4 september, wordt het echtpaar op transport gezet naar het oosten.
Het einde
De trein waarin de Boassons zich bevinden stopt in Kosel, Opper-Silezië. Mannen tot ongeveer vijftig jaar moeten eruit, ook wat ouderen zoals Boasson. Tijd om afscheid te nemen is er veelal niet; de mannen worden de trein uitgeslagen en achter prikkeldraad gedreven. Bella reist door naar Auschwitz, waar zij spoedig moet zijn vergast. Marc Herman wacht een korte en steeds afschuwelijkere periode als dwangarbeider, met als voorlaatste halte de beruchte antracietmijn van Fürstengrube (november of december 1942), waar van de negenhonderd gevangenen er in drie maanden zeshonderd omkomen. Het eindstation is kamp Gräditz (Saksen), waar Marc Herman Boasson op 26 september 1943 sterft als gevolg van ontbering en uitputting.
Niet vergeten
Boasson is één van de Zeeuwse slachtoffers, die sinds 1954 worden herdacht op ‘Het Joods monument’ op de Joodse begraafplaats aan de Walensingel in Middelburg. Het bestaat uit een betonnen zuil, geflankeerd door twee grote plaquettes. De zuil wordt bekroond door een Davidsster. De tekst op de linker plaquette is Nederlands, die op de rechter Hebreeuws. Onder de teksten zijn de namen van 72 Joodse slachtoffers aangebracht: 43 uit Middelburg, de overige uit Veere, Vlissingen, Goes, Terneuzen en Schouwen-Duiveland. Een aantal Joodse oorlogsslachtoffers op dit gedenkteken is ook opgenomen in het ‘Digitaal Monument Joodse Gemeenschap in Nederland’. Het project Zeeuwse struikelstenen besteedt sinds 2016 eveneens aandacht aan de Joodse slachtoffers in Zeeland.
Literatuur, informatie
J.J. van der Weel, Opkomst en ondergang van een wethouder: Marc Herman Boasson 1887-1943, in: P.W. Sijnke (eindred.), De Sjoel van Zeeland. Een bundel studies, uitgegeven ter gelegenheid van de herinwijding van de Middelburgse Synagoge, Middelburg 1991.
Over het Joodse monument:
Jan J.B. Kuipers en Peter Sijnke, Van obelisk tot oorlogsgraf. Kleine monumenten en ornamenten in Zeeland dl. 2, Middelburg 2002, 27.
Informatie over het Joodse Monument in Middelburg en het Digitaal Joods Monument.
Informatie over Boasson op het Digitaal Monument Joodse Gemeenschap in Nederland.
Informatie over het project Zeeuwse Struikelstenen, ter herdenking van weggevoerde joden.