Muziek vanonder het zand

door Stadhuismuseum Zierikzee

In januari 1994 kwamen op het strand van Schouwen-Duiveland resten van huizen, een kade en een straatje tevoorschijn. Het waren overblijfselen van het verdwenen dorp Westenschouwen. De haven van deze eertijds welvarende plaats was omstreeks 1500 dichtgeslibd; het dorp was door zandverstuiving onder de duinen verdwenen. In de twintigste eeuw kwamen na een storm zo nu en dan restanten bloot te liggen, onder andere in 1947 en dus ook in 1994.

In een oude beerput, tussen scherven, stukken leer en metaal, vond een amateurarcheoloog een paar jaar later dit houten pijpje. Het bleek de beker te zijn van een bourdonpijp van een doedelzak – een unieke vondst omdat houten delen van muziekinstrumenten niet vaak worden gevonden. Het was bovendien volledig gaaf.

Houten bourdonpijp (Stadhuismuseum Zierikzee). Onbekende vervaardiger, datering circa 1500-1600. Lengte 19 cm.

Houten bourdonpijp (Stadhuismuseum Zierikzee). Onbekende vervaardiger, datering circa 1500-1600. Lengte 19 cm.

Doedelzakken uit de zestiende eeuw zijn er niet meer, maar doedelzakbouwer Frans Hattink maakt ze na aan de hand van schilderijen van onder andere Pieter Bruegel de Oude. In 2002 nam het Stadhuismuseum Zierikzee contact met hem op. Iedereen was nieuwsgierig of het gevonden pijpje enigszins op een van zijn reconstructies leek. De verrassing was groot toen Frans Hattink tijdens de eerste ontmoeting het bovenste pijpje van de langste bourdonpijp van zijn doedelzak haalde en het in Westenschouwen gevonden pijpje erop plaatste. Het paste naadloos en er kwam nog een goed geluid uit ook. Voor het eerst sinds vijfhonderd jaar klonk er muziek uit het pijpje.

Wat er omstreeks 1500 in Westenschouwen met de doedelzakspeler is gebeurd, toen hij zijn kostbare instrument verloor, blijft gissen.

Het dorp had in de voorgaande 150 jaar veel welvaart gekend. Westenschouwen was de thuishaven van vissers die op de Noordzee op haring visten. Buiten het visseizoen vervoerden ze goederen over de Schelde naar Antwerpen. Ze brachten ook vracht naar Frankrijk, Engeland en de Oostzeelanden. Omstreeks 1500 verzandde hun haven echter en was het gedaan met de welvaart. Rijke schippers als De Huybert en Cau, die in Westenschouwen waren geboren en getogen, verhuisden naar Zierikzee. Hun kinderen klommen daar op tot de meest succesvolle reders en kooplui die de stad heeft gekend.

De herinnering aan Westenschouwen bleef levend door de legende die naderhand is ontstaan. Volgens dat verhaal hadden de inwoners hun eigen ondergang veroorzaakt. Op een dag hadden vissers een mooie zeemeermin gevangen en meegenomen naar hun haven. Daar aangekomen was ze gestorven. Haar man, die de vissers achterna was gezwommen, had wraak genomen door de havenplaats te vervloeken. De haven en het dorp zijn toen door stuifzand verzwolgen.

Bron: Stadhuismuseum Zierikzee