Landverhuizing naar Amerika
Zeeland was altijd al zeer verbonden met de wereld en toen in de negentiende en twintigste eeuw de mogelijkheid zich voordeed om te emigreren naar het beloofde land (Amerika) grepen veel Zeeuwen die kans met beide handen aan. Dat had niet per se te maken met een avontuurlijke geest. Vaak waren honger en armoe drijfveren. En ook de kans om vrij het eigen geloof te kunnen belijden, trok veel mensen over de streep. Er zijn gebieden in Zeeland waar tijdens een grote emigratiegolf wel een vijfde van de bevolking de biezen pakte.
Aardappelen en armoe
The great famine door aardappelziekte in Ierland wordt vaak aangehaald als het over emigratie naar Amerika gaat, maar de eerste Zeeuwse emigratiegolf hing ook nauw samen met de aardappelziekte. Halverwege de negentiende eeuw was het twee keer prijs. Tegelijk waren de graanprijzen zo laag dat de landbouw in crisis verkeerde. Daar kwam ook nog bij dat kleine boeren erg weinig grond hadden – op ander plekken verdienden kleine boeren een beetje extra bij; in Zeeland niet. Er heerste enorme armoede. Bovendien verloren veel landbouwers hun baan door de mechanisatie.
Geloof
Armoede was de belangrijkste reden voor vertrek, maar er speelde meer. Het geloof leverde spanningen op. In West-Zeeuws-Vlaanderen waren protestanten bijvoorbeeld in de meerderheid, maar de katholieken hadden veel macht. Belgische landbezitters importeerden goedkope katholieke landarbeiders. Daarop vertrokken de protestantse landarbeiders. Op Duiveland was het omgekeerde het geval. En zo waren er nog meer groepen die om geloofsredenen werden achtergesteld. Een groep ‘Afgescheidenen’ in Goes die zich had afgescheiden van de Hervormde Kerk werd lange tijd vervolgd en economisch achtergesteld. Bij hen kwam de economische crisis ten tijde van de aardappelziekte dus nóg harder aan. Dat was reden genoeg voor hen om Nederland te verlaten. In Amerika konden ze in een christelijke samenleving naar eigen bevinding leven.
Verschillen per gebied
In de Zeeuwse regio’s waren er verschillende redenen om te emigreren. Zoals hierboven al kort staat uitgelegd, vertrokken veel mensen uit Zeeuws-Vlaanderen vanwege hun protestantse geloof en de slechte economische vooruitzichten die daarmee samenhingen. Later werden economische motieven ook belangrijker. Zeeuws-Vlaanderen is de regio met veruit de meeste vertrekkers. Op Walcheren waren er dan weer veel minder emigranten. Er vertrokken wat mensen uit Middelburg en Vlissingen en verrassend veel uit Westkapelle – daar zat een agentschap dat de reis volledig verzorgde. Op Zuid-Beveland was de landbouwcrisis dé reden om te emigreren. In de negentiende eeuw kwam een kwart van de Zeeuwse emigranten hiervandaan. Inwoners van Tholen en Sint Philipsland waren er al vroeg bij. De vermoedelijke voorouders van de Roosevelts verhuisden al in de zeventiende eeuw. Later waren zowel religie als de slechte leefomstandigheden hier dé reden voor vertrek. Op Schouwen-Duiveland had men niet echt last van de crisis. Men verhuisde hier vaak om de positie te verbeteren of om zich bij al verhuisde familie te voegen.
Veel Zeeuwen
13.000 Zeeuwen vertrokken tussen 1831 en 1877 naar de Verenigde Staten. Dat komt neer op 21 procent van de Nederlandse emigranten. Ook als je de emigratiestroom over een langere periode bekijkt (van 1840 tot 1920) dan leverde geen andere Nederlandse provincie relatief zoveel emigranten als Zeeland: 88 per 1.000 inwoners.
Tweede grote uittocht
Na de Tweede Wereldoorlog vond opnieuw een grote uittocht uit Zeeland plaats. De VS stelden een quotummaximum in en daarom werden ook andere bestemmingen populair zoals Zuid-Afrika, Australië, Nieuw-Zeeland en Canada. Op die laatste bestemming werd ook gevaren vanuit de Buitenhaven van Vlissingen met de Willem Ruys, die ook in Vlissingen gebouwd was.
De overtocht en vervolgreis
Bijna alle Nederlandse emigranten vertrokken vanuit de haven van Rotterdam. Eerst gebeurde dat met zeilschepen, maar later maakten ook grote passagiersstoomschepen de oversteek. Zowel in Nederland als de Verenigde Staten waren reisagenten en -bureaus actief. Deze zaten meestal in de grote steden, maar dus ook een tijd lang in Westkapelle. De schepen voeren aanvankelijk op Boston, Baltimore, Philadelphia, New Orleans en New York. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd er vrijwel alleen nog op New York gevaren. De stad had goede verbindingen met het Grote Merengebied en Chicago. Veel Zeeuwen vestigden zich in Iowa en de staten van het Grote Merengebied: Michigan, Wisconsin en Illinois.
Expertise
Eenmaal in de Verenigde Staten bleven veel Zeeuwen actief in de landbouw. Ze namen uit Nederland hun expertise mee. Maar een groep uit Yerseke die zich uiteindelijk vestigde op Long Island, begon bijvoorbeeld oesterkwekerijen. De Verenigde Staten stelden veel Zeeuwen in staat om hun oude beroep of specialisme weer op te pakken en erin te excelleren.
Zeeland
Zeeuwse namen reisden mee naar de Verenigde staten. Albrecht werd Albright en De Kruif werd De Kruyft. Maar de naam Zeeland zelf reisde ook mee. De groep Afgescheidenen uit Goes vestigde zich in Michigan in een nederzetting die ze die naam gaven en die zou uitgroeien tot een stadje. Het begin was zwaar voor de kolonisten. De behuizing was gebrekkig en de wegen waren zo slecht dat veel mensen in het moeras terechtkwamen. Overigens waren de Zeeuwen verre van de enige Nederlanders die zich vestigden in dit gebied. Er liggen in de buurt van Zeeland plaatsen als Overisel, Drenthe, Zutphen en Holland. Die laatste plek heeft een stevige band met Nederland. Ze hebben er musea over de Nederlandse kolonisten en een jaarlijks tulpfestival. In de stad Zeeland is de connectie wat minder zichtbaar. Dialecten en streekdrachten uit Zeeland bleven er bewaard tot in de jaren twintig van de twintigste eeuw en verder herinneren een aantal opvallend Zeeuws aandoende achternamen aan de afkomst van de kolonisten van lang geleden.