Kerkgeschiedenis Kleine Kerk Veere

Verhalen Tiny Polderman

Het voormalige koor van de Grote Kerk in Veere ging na de reformatie dienst doen als een aparte kerk. De ruimte werd gebruikt door verschillende geloofsgemeenschappen. Begin zeventiende eeuw was hier de eerste Schotse protestantse kerk op het Europese vasteland gevestigd.

Scheiding Grote en Kleine Kerk

In 1572 kwam Veere in handen van de Oranjegezinden en werd de Grote Kerk aan de hervormden toegewezen. De pastoor van Veere, Johannes van Miggrode, was tot het protestantisme overgegaan en werd de eerste predikant.

Portret van Johannes van Miggrode (1531-1627), tot 1566 pastoor te Veere. Gravure door Jacob Houbraken, 1708-1780 (Rijksmuseum Amsterdam).

Portret van Johannes van Miggrode (1531-1627), tot 1566 pastoor te Veere. Gravure door Jacob Houbraken, 1708-1780 (Rijksmuseum Amsterdam).

Veel kerkelijke goederen werden verkocht. Het koor was niet langer van liturgisch belang en daarom werden schip en transept (‘Grote Kerk’) door middel van een muur afgescheiden van het oude driebeukige hallenkoor aan de oostzijde (‘Kleine Kerk’), en zijn beide bouwwerken in gebruik genomen voor de erediensten van de Nederduits Hervormde gemeente. De middenbeuk van de Grote Kerk werd preekkerk, het transept en de zijbeuken wandelkerk. De voormalige sacristie werd consistorie (dat is de lage aanbouw in de zuidhoek).

Ook in het voormalige driebeukige koor, de Kleine Kerk, werd door de hervormden gekerkt, en wel tijdens middagdiensten. Vanaf kort na de reformatie tot ver in de achttiende eeuw waren er maar liefst vier hervormde predikanten tegelijk in Veere werkzaam. Het driebeukige gebouw kreeg echter ook andere bestemmingen. Het kon gemakkelijk in drieën worden opgedeeld. Zo werd ruimte geboden voor de godsdienstoefeningen van de Schotten, de Waals-gereformeerden en de Lutheranen.

De Grote en Kleine Kerk in augustus 1963; goed te zien zijn de twee overgebleven beuken (ZB, Beeldbank Zeeland, foto J. Bitter).

De Grote en Kleine Kerk in augustus 1963; goed te zien zijn de twee overgebleven beuken (ZB, Beeldbank Zeeland, foto J. Bitter).

Schotse kerk

De noordelijke beuk (thans verdwenen) werd in 1578 ter beschikking gesteld aan de gemeenschap van Schotse kooplieden. Omdat de Schotse presbyteriaanse gemeente nog niet de beschikking had over een predikant, werd het hele koor tijdelijk voor opslag verhuurd aan de firma De Moucheron, een van de oprichters van de Veerse Compagnie, een voorloper van de VOC. In 1613 werd de noordelijke beuk van de Kleine Kerk fysiek afgescheiden door middel van een muur, waarna deze voor de Schotse kerkdiensten in gebruik werd genomen. De Schotse kerk was verbonden aan The General Assembly van The Church of Scotland en werd in 1613 de eerste Schotse protestantse kerk op het vasteland van Europa, een echte Schotse kirk. De eerste predikant, Alexander MacDuff, werd in 1614 benoemd. Vanaf dat jaar, tot het vertrek van de laatste dominee in 1799, stonden er achttien Schotse predikanten in Veere. De Franse tijd bracht een eind aan de Schotse handel en langzamerhand verliet de Schotse gemeenschap Veere.

Lutherse kerk

Na de opheffing van de voorrechten voor de Schotten in 1799 kreeg de Lutherse gemeente de beschikking over de noordbeuk. Deze gemeente heeft bestaan tot 1816. In 1837 werd de Schotse/Lutherse ‘kerk’, de noordbeuk, gesloopt. De preekstoel verhuisde naar de kerk in Westkapelle, het orgel werd verkocht aan de Lutherse gemeente in Groede en het Schotse avondmaalzilver kwam via veel omzwervingen terecht in de kathedraal van Manchester. Op de plek van de ‘Schotse’ beuk staat nu het glazen ingangsportaal.

De preekstoel van de Schotse kerk van Veere bevond zich tussen 1837 en 1944 in de hervormde kerk van Westkapelle, foto uit 1943 (Zeeuws Archief).

De preekstoel van de Schotse kerk van Veere bevond zich tussen 1837 en 1944 in de hervormde kerk van Westkapelle, foto uit 1943 (Zeeuws Archief).

In het muurwerk van de oostgevel is nog de plaats aan te wijzen van de noordbeuk, de Schotse kerk, die in 1837 werd afgebroken (foto Tiny Polderman).

In het muurwerk van de oostgevel is nog de plaats aan te wijzen van de noordbeuk, de Schotse kerk, die in 1837 werd afgebroken (foto Tiny Polderman).

Waalse gemeente

De midden- en zuidelijke beuk zijn bewaard gebleven en worden momenteel als kerkgebouw gebruikt door de PKN. Na de Reformatie werden hier zoals gezegd de Hervormde middagdiensten gehouden. Ook mochten de Waals-gereformeerden er ’s ochtends gebruik van maken. De Waalse gemeente was in 1685 gesticht, als gevolg van de toestroom van Franssprekende vluchtelingen vanuit Frankrijk en de Zuidelijke Nederlanden na de herroeping van het Edict van Nantes (opheffing vrijheden voor protestanten). Vanaf het eind van de achttiende eeuw nam het ledental van de Waalse kerk gestaag af (veel voormalige vluchtelingen waren inmiddels overgegaan tot de Nederlandse Hervormden); vanaf 1813 werden er geen kerkdiensten meer gehouden. Inmiddels waren de Grote en (Waalse) Kleine Kerk door de Fransen gevorderd. De Grote Kerk werd daarbij ingericht als hospitaal, de midden- en zuidbeuk van de Kleine Kerk als kazerne. De Waalse gemeente werd in 1817 opgeheven; het avondmaalzilver werd aan de Nederlandse Hervormden overgedaan. Waar de Waalse avondmaalsbekers zich nu bevinden, is onbekend. Wel zijn er nog een predikantenbord van de Waalse gemeente en een psalmenbord, met de Franse tekst ‘Pseaume’, hergebruikt na 1817, in de kerk aanwezig. Na het vertrek van de Fransen is het gebouw opgeknapt en vanaf 1821 weer als kerk in gebruik genomen.

De historische band met Schotland wordt door de gemeenschap van Veere nog levend gehouden (onder meer via de Stichting Veere-Schotland), banden met Lutheranen en Eglises Wallonnes in den vreemde zijn er helaas niet meer.

In de negentiende eeuw bleven door de Afscheiding en Doleantie in Veere twee kerken over. Vanaf 1995 zijn de Hervormde Gemeente en de Gereformeerde Kerk van Veere in een federatie samengegaan als Samen-op-Wegkerk, thans Protestantse Gemeente Veere.