Jason Pratensis

Verhalen Huib Uil

Zierikzee heeft beroemde medici gehad. Twee kregen ruime aandacht: Levinus Lemnius en Job Baster. De huisarts C.M. van Hoorn wijdde zijn proefschrift aan de eerste en woonde in het huis van de tweede aan het Havenpark. Ook over Baster publiceerde dr. Van Hoorn. Trouwens, de hele medische geschiedenis van Zierikzee is door hem geboekstaafd. Jason Pratensis (circa 1486-1558), waarover Van Hoorn eveneens schreef, bleef in de schaduw, maar is het waard voor het voetlicht te halen.

Studie in Leuven

Jason werd niet in Zierikzee geboren maar groeide er wel op. Zijn vader, Thomas Pratensis, was hier werkzaam als medicus. Gent is genoemd als zijn geboorteplaats, maar zekerheid daarover is er niet. De familienaam was Van der Mersch maar werd om onbekende redenen gewijzigd in De Praet, omgezet in Latijn: Pratensis. In het vaderlijke voetspoor ging Jason in 1501 medicijnen studeren in Leuven, toentertijd de enige universiteit in de Nederlanden. Hij kan daar Erasmus hebben ontmoet.

Jason Pratensis, geneesheer te Zierikzee, achttiende-eeuws schilderij door Jan Maurits Quinkhard (Rijksmuseum Amsterdam).

Jason Pratensis, geneesheer te Zierikzee, achttiende-eeuws schilderij door Jan Maurits Quinkhard (Rijksmuseum Amsterdam).

Lijfarts

Jason Pratensis vestigde zich in Zierikzee maar ging werken op het kasteel Sandenburg bij Veere. Hij was daar de lijfarts van Adolf van Bourgondië. Zijn kasteel was een centrum van wetenschap en cultuur. Hij moet daar onder meer Johan Reygersberch hebben leren kennen. Pratensis was de schrijver van de eerste geschiedenis van ons gewest, de Chronyke van Zeelandt. Hij schreef voor dit boek een lofdicht in het Latijn.

Pratensis keerde terug naar Zierikzee waar hij tussen 1541 en 1548 woonde. Het stadsbestuur stelde de aanwezigheid van deze kundige medicus op hoge prijs. Daarom kreeg hij vrijstelling van de accijnzen op bier en wijn. In het laatstgenoemde jaar verliet hij Zierikzee opnieuw om lijfarts te worden bij Maximiliaan van Bourgondië, de zoon van Adolf. Pratensis’ kunde in het verlossen, moet de belangrijkste aanleiding zijn geweest om de keus op hem te laten vallen. Pratensis ging in Veere wonen waar hij lid werd van het college van schepenen, die recht spraken.

Verloskunde

Pratensis heeft weliswaar gedichten gepubliceerd, maar kreeg toch de meeste bekendheid door zijn medische boeken. Pratensis had als lijfspreuk: ‘Principiis obsta’. Dat betekent: Bestand tegen het begin, of: zich verzetten tegen de eerste verraderlijke aanpak van alles wat gevaarlijk of slecht is. Pratensis schreef in het Latijn dat alle geleerden kenden. Zijn eerste boek, verschenen in 1524, ging over verloskunde. Het werk zou zo’n tweehonderd jaar bekend blijven bij de opleiding van vroedvrouwen. Het is waarschijnlijk dat Pratensis zelf les heeft gegeven in de verloskunde. Ook schreef Pratensis onder meer over de hygiëne. Deze publicaties maakten hem tot een van de bekendste medici van zijn tijd.

De medische wetenschap was in die periode nog weinig ontwikkeld. Ook Pratensis ontkwam er niet aan als man van zijn tijd stellingen te verkondigen, die in onze ogen van nu absurd zijn omdat we ze als bijgeloof bestempelen. Magie en wetenschap gingen in die periode nog hand in hand. Van Hoorn vat dat samen als ‘middeleeuwse onzin’. Overigens was Pratensis een religieus katholiek die zich negatief uitliet over de toen ontluikende reformatie.

Graf in de Sint Lievensmonsterkerk

In 1554 keerde Pratensis terug naar Zierikzee. Na zijn overlijden vier jaar later liet hij een aardig bedrag na aan zijn kinderen. Pratensis was tweemaal gehuwd. Hij werd begraven in een van de kapellen in het noordelijke deel van de Sint-Lievensmonsterkerk. In de zeventiende eeuw werd bij dit graf een epitaaf opgericht om deze beroemde medicus te eren. Daarop was een Latijns lofdicht gebeiteld van de hand van de Zierikzeese dichter Adrianus Hofferus, dat, in vertaling, ’s mans lof liet horen: ‘O Schouwen, zo rijk aan weiden en wijd uitgespreide akkers, aanschouw het graf van uw Pratensis’. Ook dit grafmonument werd na de brand van de kerk in 1832 vernield.

Dit verhaal verscheen eerder als column in Wereldregio, zaterdag 2 januari 2016.