De ‘Lof der Zotheid’ berijmd door een Zierikzeeënaar

Verhalen Huib Uil

Het meest bekende werk van de theoloog en humanist Desiderius Erasmus (circa 1467-1536) is de Lof der Zotheid. Door de eeuwen heen bleef het boek populair en inspireerde het anderen. Ook een Zierikzeeënaar voelde zich erdoor aangesproken en liet zich tot een bewerking inspireren.

Pennenvrucht van Erasmus

De Lof der Zotheid verscheen in 1509. Het is een satire die Erasmus in het Latijn schreef. In die taal voelde hij zich thuis en door de klassieke schrijvers werd hij geïnspireerd. De Griekse titel luidde: Morias Engkomion. Een van Erasmus’ beste vrienden was de Engelsman Thomas More met wie hij onder meer de interesse in de klassieken deelde. Dwaasheid in het Grieks was Moros, een knipoog naar de naam van zijn vriend aan wie Erasmus het boek heeft opgedragen.

Portret van Erasmus, prent door Albrecht Dürer, 1526 (Rijksmuseum Amsterdam).

Portret van Erasmus, prent door Albrecht Dürer, 1526 (Rijksmuseum Amsterdam).

In de Lof der Zotheid komt de godin Zotheid aan het woord. Zij schetst zichzelf als een onmisbaar onderdeel van de samenleving. In het werk worden uiterlijk vertoon, het verschil in standen en eigenliefde aan de kaak gesteld. Allerlei soorten mensen, zowel wereldlijke als geestelijke gezagsdragers krijgen een beurt, maar ook anderen zoals wetenschappers en het gewone volk. Het werk zit vol met verwijzingen naar de Bijbel en werken van klassieke schrijvers. De Lof der Zotheid werd al snel vertaald en is in onnoemelijk veel edities uitgekomen. De uitgaven met de fraaie tekeningen van Hans Holbein junior verlevendigen de tekst. Rotterdam eert zijn grote zoon onder meer met de jaarlijkse herdenking van het uitkomen van de Lof der Zotheid op 1 april.

Tekening door Hans Holbein de Jonge in de marge van een vroege druk (Bazel 1515) van Erasmus' Lof der Zotheid.

Tekening door Hans Holbein de Jonge in de marge van een vroege druk (Bazel 1515) van Erasmus’ Lof der Zotheid.

Bewerkingen in rijm

Een van de eersten die de Lof der Zotheid in rijm bewerkte, was een zekere C. van der Port. Zijn boek verscheen te Leiden in 1706. Hij was er al in zijn jeugd mee bezig geweest. Toen het werk eindelijk klaar was, kwam Van der Port tot de ontdekking dat iemand hem al voor was. Het ging om Jacob Westerbaen wiens bewerking in 1659 was verschenen. Prof. C.G.N. de Vooys publiceerde in 1948 een artikel over de populariteit van de Lof der Zotheid waarin hij erop wees dat er nog een tweede voorganger was: Adr. Sticke, heer van Breskens, die de satire van Erasmus toepaste op zijn eigen tijd.

Wie was Van der Port?

Prof. De Vooys heeft geen moeite genomen de identiteit van C. van der Port te achterhalen, ook al omdat hij niet enthousiast was over de bewerking. De Zeeuwse historicus F. Nagtglas had eerder gesuggereerd dat het ging om de in 1634 geboren koopman Cornelis van der Port. Maar hij kan de gezochte niet zijn vanwege zijn sterfjaar: 1670. Het moet gaan om Cornelis van der Port (1649-1720). Gezien zijn kennis van het Latijn heeft hij vermoedelijk de Latijnse school gevolgd. Deze Cornelis werd zilversmid in Zierikzee. Ook was hij keurmeester van de meekrap. In 1682 trouwde hij met zijn nicht Sara Ludovicus, dochter van de rector van de Latijnse school, en na haar overlijden met Petronella van den Hove. Cornelis van der Port en Sara Ludovicus waren kleinkinderen van Gerrit Pieterse van der Port, lid van het stadsbestuur. Hun oom Bartholomeus van der Port was predikant in Nuenen en later in Zonnemaire.

Lofdichten

In de bewerking van Cornelis van der Port zijn lofdichten opgenomen. De eerste is van Johan van Alfen, toen student in Leiden, die mogelijk heeft bemiddeld dat het boek verscheen bij Frederik Haaring, boekverkoper in die stad. Het tweede lofdicht is van de Zierikzeese organist Johan Snep. Hij dichtte onder meer: ‘De gantsche Wereld kwam met mijn, Om ’t Hoofd van Van der Port te kronen, Als een van Phebus Grootste Zonen’. Phebus was de zonnegod. Het laatste lofdicht is Jan Verstappen, identiek aan de schoolmeester van die naam in Brouwershaven. Het boek is via internet te raadplegen.

Dit verhaal verscheen eerder als column in Wereldregio, 17 maart 2017.