Het Zeeuwse zoenen en varianten
Kussen, kossen, smokkelen, flokken en totten: het zijn allemaal Zeeuwse varianten van het standaardtaalwerkwoord zoenen. In recente vragenlijsten van rond 2015 wordt zoenen al opgegeven op Walcheren, Zuid-Beveland en Zeeuws-Vlaanderen (zie kaart 2), maar we kunnen aannemen dat elke Zeeuw tegenwoordig zoenen kent en gebruikt. In Zeeland hebben we echter niet altijd het woord zoenen gebruikt. Het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten neemt het in 1964 nog niet op (zie kaart 1). Het standaardtaalwerkwoord heeft dus in de afgelopen zestig jaar een opmars gemaakt en vervangt nu stilaan de Zeeuwse dialectvarianten.
Kussen en kossen
De bekendste hedendaagse Zeeuwse variant van het werkwoord zoenen, is kussen, dat natuurlijk ook wel bekend is in de standaardtaal. Taalkundigen gaan ervan uit dat kussen een klanknabootsend woord is, hoewel dit niet met zekerheid te zeggen is. De Zeeuwse variant kossen op alle Zeeuwse eilanden behalve Walcheren, komt nu nog maar beperkt voor, terwijl het zestig jaar geleden een heel gangbaar Zeeuws woord was. Een o-klank in woorden waar het Nederlands een u heeft, komt wel vaker voor in Zeeland. Behalve dit kussen/kossen, heb je ook het kussen/kossen en de kussensloop/koszak en ook nog mus/mosse.
Flokken en flokkeren
Flokken was op Walcheren de meest voorkomende variant, naast kussen. Flokkeren was vooral bekend op Zuid-Beveland. Beide krijgen in het woordenboek de betekenis ‘herhaaldelijk zoenen’. Het wordt in Vlaanderen en in Zeeuws-Vlaanderen ook gebruikt in betekenissen die te maken hebben met ‘vleien’ of ‘zuigen’. Een flokke kan daar bijvoorbeeld een fopspeen zijn. In IJzendijke en Waterlandkerkje wordt het ook gebruikt voor ‘duimzuigen’. In Groede betekent het ‘knuffelen’. Het ‘herhaaldelijk zoenen’ wordt nog eens extra benadrukt door de uitgang –eren.
Dat zowel kussen en flokken/flokkeren naast elkaar voorkomen in bepaalde gebieden, heeft er mee te maken dat er een klein betekenisverschil is. Je kan iemand wel kussen ‘een kus geven’, maar flokken en flokkeren is toch net iets anders en intensiever; of je kunt een vreemde wel kussen, maar je kan er niet mee flokken of flokkeren. Op de huidige vragenlijst is flokken nog één keer opgetekend op Walcheren. Flokkeren lijkt helemaal verdwenen te zijn. Maar dat kan te maken hebben met de manier waarop de vraag gesteld is. Op een facebookvraag wie het woord in 2020 nog kent, kwamen heel wat reacties, maar niemand kende het nog in de betekenis ‘kussen’. Het is wel nog bekend als ‘duimzuigen’ en ‘kroelen, je dicht bij iemand aan vlijen’. En van dat laatste … ja, dat kan in sommige gevallen wel eens eindigen met kussen. Een flokker is volgens deze informanten ook een lolly.
Smokkelen
Ook smokkelen kwam vroeger vaker voor dan nu, en niet alleen in de betekenis van ‘producten over de grens smokkelen’. Het was in de betekenis ‘zoenen’ bekend in Retranchement en het Land van Hulst. Het betekent ook ‘motregenen’ in een vrij groot deel van het Nederlandse taalgebied en soms is smokkelen ook ‘snoepen’. Al de betekenissen zijn ook in Zeeland wel hier of daar bekend. De vorm smokken is niet opgetekend in de betekenis ‘zoenen’ maar komt in Zeeland wel voor in de betekenis ‘snoepen’ in Nieuw- en Sint-Joosland en in Arnemuiden, volgens het WZD. In het West-Vlaams komt smok voor in de betekenis ‘zoen’. Het Zeeuwse smokken zal dus wel een werkwoord zijn dat afgeleid is van een woord voor ‘zoen’. Smok lijkt ook op smak en dat vinden we ook in smakkerd.
Toten geven, totten en toteren
Varianten die wel in de vragenlijsten maar niet in het Woordenboek staan zijn toten (Land van Hulst), totten (Koewacht) en toteren (aan de grens met Oost-Vlaanderen). Deze varianten zijn afgeleid van toot (‘mond, aangezicht’) en toet (‘gespitste mond’). Als naam voor de kus is toot wel bekend in het Land van Axel en het Land van Hulst volgens het WZD. Ook in Vlaanderen is een tootje is bekend in deze betekenis. Het werkwoord is daarvan afgeleid en ook hier weer zien we de –eren-vorm, die dus herhaling suggereert.
Teutelokken op de kermis en erna
Wat wel in het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten is opgenomen, is het kermisgebruik teutelokken. Een jongen en een meisje eten, elk aan een uiteinde van een lang stuk taai-taai, naar elkaar toe tot ze elkaar kunnen zoenen. Het woord begint met het element teut, een variant van toot en toet, woorden voor ‘gezicht’ en/of ‘zoen’. De oorspronkelijke betekenis moet iets zijn als ‘spits toelopend einde’. Het tweede deel is het werkwoord lokken. Vanuit het huidige Nederlands denken we hier gelijk aan iemand lokken, maar dit lokken is wellicht een uitspraakvariant van lukken ‘bij geluk gebeuren’. Het kon dus lukken dat je elkaar kon kussen, maar eerst moest de koek op.
Het gebruik – een wat bijzondere vorm van koekhappen eigenlijk – werd nog opgegeven in een vijftal plaatsen in Zeeland in het WZD, maar is nu uiteraard verdwenen. De naam is nog een tijd in gebruik gebleven in de afgeleide betekenis ‘herhaaldelijk kussen door paartjes’. Zoals op de kaart is te zien werd vijftig jaar geleden teutelokken, totelokken en teutebekken nog in deze betekenis gebruikt. Teutebekken is een afgeleide vorm, waarbij bek net als toot of teut verwijst naar de mond. Teutelokken kwam voor op Walcheren, Schouwen en in het Land van Axel, totelokk(n) was vrijwel overal wel bekend. Teutebekken werd enkel opgegeven in Retranchement.