Het Dok van Perry en 26.910 liter bier

Een Engelse marineman ontwierp een droogdok voor Vlissingen. Het werd in 1704-1705 gebouwd en is het oudst bewaard gebleven droogdok van Nederland.

Plattegrond van het Droogdok van Perry omstreeks 1700, gravure (Zeeuws Archief, Beeldcollectie Vlissingen).

Plattegrond van het Droogdok van Perry omstreeks 1700, gravure (Zeeuws Archief, HTA Vlissingen).

Gedurende de regering van stadhouder-koning Willem III over Engeland en de Nederlandse Republiek, die tot zijn dood in 1702 zou duren, werd er op meerdere gebieden nauw samengewerkt tussen de twee landen. Het meest zichtbaar was dat in het leger van de Republiek, waar Engelse commandanten meer regel dan uitzondering waren. John Churchill, een voorvader van Winston Churchill, schopte het zelfs tot hoogste baas toen hij in 1701 werd benoemd tot luitenant-kapitein-generaal van het gezamenlijke leger dat de Fransen nederlaag op nederlaag toebracht. Een detail, maar tekenend voor de relatie tussen de twee landen was de onthoofding, op 28 januari 1697 in Londen, van de Engelse generaal-majoor Sir John Fenwick wegens samenzwering tegen Willem III.

Droogdok

Samenwerking was er ook op het gebied van de scheeps- en havenbouw, waar beide landen gebruik maakten van elkaars expertise. De opdracht voor het ontwerpen van een droogdok in Vlissingen moet ook in dit licht worden gezien. De Engelsen hadden al eeuwen ervaring met dit soort dokken. De ontwerper die door de Vlissingers werd aangetrokken, de gewezen marineman John Perry, had al een droogdok op zijn naam staan: in Portsmouth, gebouwd in 1691. Hij had hierbij een tweetal eigen uitvindingen toegepast die voor die tijd als innovatief werden gezien: verbeteringen aan de sluisdeuren en aan het mechaniek dat het water uit het dok pompte. In de Republiek was deze ervaring en deskundigheid veel minder aanwezig, dus was het logisch en verstandig om deze ingenieur uit te nodigen om een soortgelijk dok voor Vlissingen te ontwerpen.

Hoge arbeidskosten

De totale kosten voor de bouw van het droogdok bedroegen 5.895 pond. Dat was voor die tijd aan de hoge kant. Dat kwam door de arbeidskosten, 61 procent van het geheel, die hoger lagen dan de lonen die elders werden uitbetaald. Zelfs in vergelijking met Holland, waar omstreeks 1700 de hoogste daglonen in West-Europa golden. Aan het droogdok werkten timmerlieden, sjouwers, opzichters, smeden, slepers en heiers. In de zomer werd er langer gewerkt en dus meer verdiend dan in de winter.

Plattegrond van het Dok van Perry circa 1700 (M. Gargon, Walcherse Arkadia II, 1717, 142).

Plattegrond van het Dok van Perry circa 1700 (M. Gargon, Walcherse Arkadia II, 1717, 142).

Hout

De kosten voor hout, verreweg het meest gebruikte materiaal voor de bouw van het droogdok, besloegen 31 procent van het budget. De houtsoorten waren vuren-, dennen- en eikenhout. De transportkosten waren opvallend laag. Het hout kwam uit gebieden buiten Zeeland en het vervoer geschiedde voornamelijk over water.

Bier

Onder de post ‘Diverse kosten’ vielen onder andere de administratiekosten en de uitgaven voor gereedschappen, ijzerwaren, kolen, pek, kalk en steen. Hier zien we ook de aanschaf van de twee sierleeuwen terug die op de Steenen Beer werden geplaatst. Het grootste deel van deze post werd echter besteed aan bier: meer dan een derde. In totaal werd er 26.910 liter ingekocht.

Kosten

De kosten van het droogdok in ponden, verdeeld over de bouwjaren en soort:
– arbeidskosten: 3.590
– transportkosten: 142
– houtkosten: 1.832
– diverse kosten: 331
– totaal: 5.895

Literatuur

Peter van Druenen, Vissers, Kapers, Arbeiders; Vlissingen 700 jaar stadsrechten, Vlissingen 2015.