Een merklap uit 1833
Merklappen waarop een meestoof is afgebeeldHoewel schoolgaan tot 1900 nog niet verplicht was, besteedde men al vroeg aandacht aan wat een meisje in de toekomst moest kunnen. Ze moest al op jonge leeftijd helpen in de huishouding. Moeder leerde haar het eten klaarmaken, de boel schoonhouden en het maken en herstellen van kleding. Ook in groepsverband werd aan ‘Nuttige handwerken’ gedaan. Even buiten Terneuzen lag het gehucht Driewegen, dat in de volksmond ook wel ’t Naaikussen werd genoemd. Mogelijk had die bijnaam te maken met het feit dat meisjes uit arme gezinnen er in opdracht van het kerkbestuur naailes kregen.
Een van die dingen waar ieder meisje al vroeg kennis mee moest maken was het borduren van een merklap. Zo’n lap bestond uit kaaslinnen. In kruissteek werd er vrijwel altijd een alfabet en een cijferreeks op gezet. Maar ook andere figuren zoals vogels, bloemen en vazen vonden er een plaats op. En dit alles in verschillende kleuren. Het was ook gewoonte om de naam van de maakster en de datum ergens te verwerken. Eenmaal klaar gold de merklap als een soort proeve van bekwaamheid en werd hij netjes bewaard of ingelijst en opgehangen.
Na de Napoleontische tijd kwam een familie Van der Welle uit Stad aan ’t Haringvliet naar Terneuzen en stichtte daar een meestoof. Hun eerste meestoof stond ongeveer waar nu de Stationstraat is, maar die moest plaatsmaken voor de aanleg van wallen tijdens de Belgische Opstand rond 1830. Daarna stichtten ze een nieuwe meestoof op het gehucht Driewegen. De stoof had een drogerij boven het woongedeelte en twee rosmolens om de meekrap te verpulveren. Meekrap bevatte alizarine, een stof die werd gebruikt om verf van te maken. De verf was rood van kleur, maar bijvoorbeeld gemengd met ijzerroest gaf het een meer gele tint.
Lucrezia van der Welle maakte in 1833 een merklap waar een afbeelding op voorkomt van de meestoof. Aan de datum op de merklap te zien zal deze gemaakt zijn kort na de bouw van de tweede stoof. Jammer dat ze punaises gebruikt hebben om de lap strak te houden, want daardoor is hij nogal beschadigd. Ook een speldenkussen gemaakt door L. van der Welle uit 1863 is bewaard gebleven.
Haar kleindochter Licia ’t Gilde maakte in 1892 ook een merklap waarop de inmiddels afgebrande meestoof te zien is. Een kleindochter van haar, Licia Hamelink, maakte er in 1993 ook een die gelijk is aan die van haar grootmoeder op de datum en naam na.
Daar de verfstof alizarine rond 1870 ook synthetisch gemaakt kon worden, raakte de meekrapteelt ten einde. De stoof werd verhuurd als opslagplaats. Rond 1880 brandde de stoof af. Op dezelfde plaats is een klein boerderijtje gebouwd. Bij de uitbreiding van Terneuzen is dat gesloopt.