Vogels en pluimen op het kasteel van Sint-Maartensdijk

door Robert van Dierendonck

Bijna een derde van het dierlijk bot van de hoofdburcht van het kasteel van Sint Maartensdijk, opgegraven in 1965-1968, is afkomstig van vogels. Het materiaal dateert uit de periode 1400-1600 en de variatie in gevogelte is groot: tamme knobbelzwaan, wilde zwaan, kraanvogel, reiger, kip, wilde grauwe gans, eend en meerkoet. Ze zijn allemaal voor consumptie gebruikt, wat nu van enkele soorten niet meer voor te stellen is.

Zwanenkooi

Zwanen en reigers vormen samen ruim driekwart van het gevonden gevogelte; kip is met 15 procent een goede derde. Koppen, vleugels en onderpoten van kraanvogels, reigers en zwanen werden ook wel gebruikt om schotels met opgediend vogelvlees te versieren. Een schriftelijke bron vermeldt dat zwanen, eveneens voor hun dons en veren, zijn gehouden in een speciale zwanenkooi (zwaenscoeye) op het kasteelterrein. De jacht op wilde zwanen was een ‘heerlijk recht’, dus niet voor iedereen weggelegd.

Reigers als prooidieren

Voor reigers had het kasteel in de zestiende eeuw een eigen grote reigerkolonie. Uit het gevonden bot blijkt dat daaruit alleen jonge reigers werden gegeten. Reigers leverden daarnaast kuif- en andere veren om hoofddeksels te versieren. Domeinrekeningen van het kasteel tonen dat in 1575/1576 de tamme-zwanenpopulatie van het kasteel door het daar gelegerde garnizoen bijna volledig werd afgeschoten en dat de reigerkolonie door het schietgeweld werd verstrooid. Verder dienden reigers als prooidieren in de valkenjacht en werd reigervlees aan de jachtvogels gevoerd.

Borstbeen van een vrouwelijke havik uit Sint-Maartensdijk. De gaatjes aan de bovenzijde zijn bijtsporen van een kat.

Borstbeen van een vrouwelijke havik uit Sint-Maartensdijk. De gaatjes aan de bovenzijde zijn bijtsporen van een kat.

Havikvrouwtje

Van Frank II van Borssele (1395-1470), heer van Sint-Maartensdijk, is bekend dat hij een grote belangstelling had voor de valkenjacht. Op het kasteelterrein stond toen een valkhuis en er waren valkeniers in dienst. De unieke vondst van een borstbeen van een havikvrouwtje kan zeker met de valkenjacht in verband worden gebracht. Voor de jacht werden vooral vrouwelijke dieren gebruikt, omdat deze groter zijn dan mannelijke exemplaren. Opmerkelijk is dat deze vrouwelijke jager uiteindelijk ook tot prooi is geworden. Bijtsporen in het borstbeen laten zien dat de vogel levend of dood door een kat is gegrepen.

Literatuur

D.J. la Fèber, Een rendier in Zeeland; het botmateriaal uit de opgravingen 1965-1968 op het kasteelterrein van St. Maartensdijk, Groningen 2007 (ongepubliceerde bachelorscriptie).
D.J. la Fèber, De dierlijke resten, in: Jaarboek van de Kastelenstichting Holland en Zeeland 2010, themanummer Het kasteel te Maartensdijk en zijn bewoners, 77-104.
H.J.L.C. Koopmanschap, Archeologisch onderzoek naar het kasteel, in: Jaarboek van de Kastelenstichting Holland en Zeeland 2010, themanummer Het kasteel te Maartensdijk en zijn bewoners, 47-64.