Te gast op kasteel Valkenisse

door Jan Kuipers

Valkenisse, ten oosten van Waarde op Zuid-Beveland, is Zeelands bekendste verdronken dorp. Het is tien jaar lang onderzocht en kreeg in 2001 een beschermde status. De verdronken Zuid-Bevelandse stad Reimerswaal kreeg die status pas in het najaar van 2017. Valkenisse is in 1682 voorgoed verlaten. Het was een ‘compleet’ ringdorp, met zelfs een kasteel aan de oostkant van de bebouwing.

Heren van Valkenisse

Toen Valkenisse na de zoveelste vloed in 1682 definitief werd verlaten, was het kasteel nog maar een vage herinnering. In 1558 vermeldde men het al als voormalig. Het uit de vroege vijftiende eeuw daterende, bakstenen kasteeltje was de residentie van de heren van Valkenisse. De laatste van hen, Philips van Valkenisse, verkocht in 1511 zijn ambachtsheerlijke rechten en Zeeuwse bezittingen, waarna hij zich in Antwerpen vestigde.

Het nog bestaande Valkenisse op een kaart van Chr. Sgrooten (1573).

Het nog bestaande Valkenisse op een kaart van Chr. Sgrooten (1573).

Bescheiden kasteel

In de jaren negentig van de twintigste eeuw is door Zeeuwse en rijksarcheologen zoals gezegd veel onderzoek verricht aan Valkenisse en zijn kasteel. Het kasteeltje zelf was van het ‘vierkante’ type met twee torens aan de westgevel. De zijden van het complex maten ongeveer 25 meter. Het slot was tamelijk bescheiden en niet te vergelijken met Zeeuwse ‘topkastelen’ als het hof van Sint Maartensdijk met zijn deftige stoeterij, Zandenburg te Veere of Aldegonde bij Souburg.

Deel van de veldtekening van Valkenisse met rechts (oost) het kasteel (Erfgoed Zeeland).

Deel van de veldtekening van Valkenisse met rechts (oost) het kasteel (Erfgoed Zeeland).

Zalfsteentje voor middeleeuwse make-up

De mengeling van bescheidenheid en status die het gebouw zelf kenmerkt, werd ook aangetroffen in het vondstenpakket uit een beerput van het kasteel van Valkenisse. Het daaruit opgeviste aardewerk was niet bijzonder; dure soorten als majolica en glasvondsten ontbraken. Wel werd een ‘zalfsteentje’ aangetroffen. Dat gebruikten de beter gesitueerde dames om hun middeleeuwse make-up te mengen en op te brengen.

De etensresten uit de beerput waren gevarieerd, maar grotendeels óók niet bijzonder. Het betrof resten van landbouwzoogdieren als runderen, varkens, schapen en/of geiten, jachtwild, schelpdieren, zee- en zoetwatervis en gevogelte.

Luchtfoto van de kasteelresten in Valkenisse, 1995 (foto R.H. Groen/AWN).

Luchtfoto van de kasteelresten in Valkenisse, 1995 (foto R.H. Groen/AWN).

Deftige pauwen en zwanen

In de categorie gevogelte doken toch aanwijzingen op van de hoge status van de kasteelbewoners: botjes van pauwen en knobbel- of wilde zwanen. De pauwen hebben vermoedelijk in de hoenderhof rondgestapt. De zwanen zwommen in de gracht of in nabije wateren rond. Pauwenbotjes worden maar sporadisch aangetroffen in archeologische complexen. Met name de combinatie van zwaan en pauw is heel interessant. Deze toont aan dat de heren van Valkenisse nu en dan een feestdis hebben aangericht die klonk als een klok. Beide dieren werden namelijk bij feesten en banketten gebruikt als spectaculair tafelstuk, dat met de nodige tamtam werd binnengedragen en gepresenteerd.

Laatmiddeleeuwse feestdis, met het opdienen van een pauw.

Laatmiddeleeuwse feestdis, met het opdienen van een pauw.

‘doeten up een broot met eenen prieme’

Vijftiende-eeuwse kookboeken uit onze streken en Engeland beschrijven, hoe het verenpak van zwanen en pauwen vóór de bereiding diende te worden verwijderd. Als de beesten gaar waren, hulde men ze weer in hun eigen verenkleed. Pauwen liet men tijdens de bereiding vaak intact. Tijdens het braden waren kop, hals en staart beschermd met vochtige doeken. De instructie na het braden gebood: ‘doeten up een broot met eenen prieme ende doet af die dwale [doek], ende dan soo draechten ter taflen’. Zulke presentaties deden denken aan het in de late Middeleeuwen zo befaamde luilekkerland of ‘Cocagne’, waar het gebraden pluimvee je zó in de mond vloog.
De bewoners van het kasteel van Valkenisse waren gewend aan degelijke kost en doodnormaal servies. Maar af en toe richtten ze een mooi banket aan, als teken dat ze behoorden tot de categorie van de heren en niet de knechten.

Literatuur

Jan J.B. Kuipers, Kale kak op slot Valkenisse, in: Provinciale Zeeuwse Courant 16 juli 2003 (rubriek ‘Even Omzien’).
Jan J.B. Kuipers m.m.v. Henk Hendrikse, Dicky de Koning-Kastelijn en Leida C.J. Goldschmitz-Wielinga, Valkenisse; onderzoek en bescherming van een verdronken dorp, in: Jan J.B. Kuipers (eindred.), Sluimerend in slik; verdronken dorpen en verdronken land in zuidwest Nederland, Vlissingen 2004, 88-110.
Jan J.B. Kuipers (eindred.), Leida C.J. Goldschmitz-Wielinga, Dicky de Koning-Kastelijn (red.), Valkenisse; geschiedenis, archeologie en topografie van een verdronken dorp op Zuid-Beveland, AWN-reeks no. 5, Vlaardingen 2012.
Roel C.G.M. Lauwerier en Frits J. Laarman, Slachtafval en haute cuisine; bot uit een beerput van het kasteel van Valkenisse (begin 15de eeuw), in: Nehalennia afl. 108, 1996, 8-11.