Vlas
Zeeland is binnen Nederland dé topproducent van vlas. Het wordt hier al eeuwen geteeld. Het belang van de vlasteelt wisselde door de jaren heen sterk. Wanneer het vlas in juni in bloei staat, is dat onvergetelijk prachtig. Er ontstaat een lichtblauwe binnenzee die bij een zuchtje wind golvend in beweging komt. Maar naast mooie plaatjes levert vlas ook een prachtproduct op: linnen.
Vlasteelt
De vlasteelt in Zeeland begon al in de middeleeuwen. Vlas laat zich niet makkelijk telen. Er is veel vakkennis nodig om tot een succesvolle oogst te komen. Vlas groeit bijvoorbeeld alleen op lichte vochthoudende grond, moet maximaal twee centimeter diep worden gezaaid en het plukken moet heel zorgvuldig gebeuren – daarom gebeurde dat tot na de Tweede Wereldoorlog nog handmatig. Doordat vlas zo’n moeilijk gewas is, genoten vlastelers vroeger veel aanzien.
Handel
Vlas is moeilijk om te telen, maar ook arbeidsintensief om te verwerken tot linnen. Er zijn veel handelingen voor nodig, waaronder een behandeling met zoet water. Omdat dat in Zeeland niet genoeg voorhanden was, werd vlas hier doorgaans alleen in kleine partijen voor eigen gebruik bewerkt. Het leeuwendeel werd opgekocht door handelaren en doorverkocht naar bewerkers in Rotterdam en Vlaanderen. In zowel Goes als Middelburg vind je nu nog een straatnaam die daarnaar verwijst: Vlasmarkt. De vlashandel kende allerlei strikte regels. Onbewerkt vlas mocht in Zierikzee (en mogelijk in andere plekken) niet onbewerkt binnen de stad worden opgeslagen vanwege brandgevaar.
Verwerking
Na het plukken begon de verwerking van het vlas. De hopen getrokken vlas werden samengebonden en in een ‘schelf’ gezet. Daarna werd het bewerkt bij een vlassersbedrijf. Er waren heel veel handelingen nodig om het materiaal soepel en verwerkbaar te maken. Men moest het vlas repelen, roten, braken, zwingelen en hekelen.
Grotere rol voor de handel
Door de eeuwen heen wisselde het belang van de vlasteelt. Dat hing vooral samen met de rol van de handelaren. Die kregen een steeds grotere rol toen de vlasbewerking van de boerderij naar de stad verhuisde. Allerlei factoren van buitenaf kregen steeds meer invloed op de prijs en kwaliteitseisen. De vlasteelt werd nóg specialistischer en de kwaliteit nam toe. Wat ook veranderde, was dat de vlasteelt meer verschoof naar zeekleigronden en daar waren er in Zeeland genoeg van voorhanden. Ook stopten boeren in Holland nagenoeg met de vlasteelt. Ook daardoor schoof de specialisatie steeds meer naar Zeeland op. Tel daarbij op dat de provincie handig dichtbij een belangrijke afzetmarkt lag (Vlaanderen)… In de achttiende eeuw was de vlasteelt in Zeeland dus flink van belang.
Schommelingen
Het belang en de grootte van de vlasteelt kon zomaar weer veranderen. Zeeuwse telers letten ook in het verleden al goed op de prijzen van andere gewassen. Wanneer de graanprijs hoog lag, werd daarop ingezet en bleef er minder grond over voor vlas. Uiteindelijk nam de vraag naar vlas af, onder andere door de opkomst van katoen. In de negentiende eeuw kreeg de vlasteelt een impuls door de Amerikaanse Burgeroorlog en gebrek aan katoen. In de twintigste eeuw was er nog één keer een opleving in de vlasprijzen toen de katoenprijzen in de Verenigde staten door de Koude Oorlog de pan uitrezen. En daarna was het gedaan met de grootschalige vlasteelt. Vlas kon de concurrentie met kunstvezels niet aan. Maar het wordt dus nog wel steeds geteeld. In 2014 kwam 91 procent van alle Nederlandse vlas uit Zeeland. Vooral in Zeeuws-Vlaanderen kun je velden vlas zien. Sluis, Terneuzen en Hulst vormen samen de top drie van vlasgemeenten.
Linnen
Samen met wol en katoen was linnen jarenlang het belangrijkste basismateriaal voor Zeeuwse kleding. Lange tijd was het zelfs goedkoper dan katoen. Het werd bijvoorbeeld gebruikt voor beddengoed, doeken en hemden. Linnen werd opgeborgen in een kabinet – een pronkstuk in huis. En het was ook echt bedoeld om mee te pronken. De deuren van de kast gingen gerust even open om het kraakheldere beste linnen te showen. En had je extra rollen linnen liggen, dan was dat helemaal mooi. Daarmee toonde je dat je ijverig en welgesteld was.
Linnen is van zichzelf vrij grauw. Het werd op het bleekveld gebleekt in de zon en zo kreeg het de gewenste witte kleur. Het was gebruikelijk om kleding te versieren met borduurwerk, maar dit had ook een praktische reden. Door de initialen van de eigenaar in de kleding te borduren, was het eenvoudig terug te vinden op de bleek.
Collecties
Zeeuwse streekdracht (en dus ook het bijbehorende linnengoed) is in veel Zeeuwse musea te bewonderen. Je kunt daarvoor bijvoorbeeld terecht bij Historisch Museum De Bevelanden in Goes, Museum Arnemuiden, Museum Veere, Museum Het Warenhuis in Axel, Streek- en Landbouwmuseum Goemanszorg in Dreischor, Streekmuseum De Meestoof in Sint Annaland en het Zeeuws Museum in Middelburg.
Dat laatste museum neemt een bijzondere plaats in dit rijtje in. In 2009 zette het een innovatief project op. Christien Meindertsma onderzocht toen in opdracht van het Zeeuws Museum de toekomst van het vlas. Uitgangspunt daarbij was om zo min mogelijk materiaal te verspillen en bijvoorbeeld ook te kijken of het vlas gebruikt kon worden in composietmaterialen. Ze droeg met het project bij aan kennisvergroting van industriële processen en het belang van duurzaam ontwerpen, zowel voor de lokale als voor de internationale markt. Mede dankzij dit soort initiatieven blijft vlas leven binnen Zeeland en kun je nog altijd genieten van die mooie blauwe binnenzeeën.