Vate in Krabbendijke
Midden in het dorp Krabbendijke ligt een siervijver met fontein. De vijver is een oude vate, een drinkplaats voor het vee. Samen met de muziektent, die naast de vate ligt, en de even verderop in de Dorpsstraat gelegen kerk en het voormalige gemeentehuis vormt de vate de (historische) centrale as door het dorp. Vaten kwamen overal in de steden en dorpen op de Zeeuwse eilanden voor. Op Zuid-Beveland zijn er relatief veel bewaard gebleven. De vate in Krabbendijke is bijzonder omdat hij in een relatief jong kruiswegdorp is aangelegd.
Wat is een vate?
In het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten (1964) wordt een vate (in dialect vaete genoemd) gedefinieerd als: “openbare waterput, vlak bij of in het dorp, dienende als drinkput voor het vee en als brandput”. De Encyclopedie van Zeeland (1982-1984) volgt deze definitie en voegt daaraan toe: “Een vate heeft gewoonlijk aan één zijde een brede, flauwe helling die bestraat (verhard) is.” Behalve als brandput en drenkplaats voor het vee, dienden de vaten ook als drinkwatervoorziening in tijden dat er nog geen waterleiding was aangelegd.
In de buurt van de kerk
Vaten kwamen overal op de Zeeuwse eilanden voor, zowel in de steden als in de dorpen. Veel vaten zijn verdwenen, maar in dorpen op Zuid-Beveland bleven er relatief veel bewaard. Onduidelijk is waarom er juist hier zoveel zijn overgebleven.
Een vate lag meestal centraal in het dorp. Zo konden alle dorpsbewoners hem gemakkelijk bereiken. Hoogstwaarschijnlijk stond de vate dus iedereen ter beschikking. Vaak lag de vate in de buurt van de kerk, eveneens een centraal punt in het dorp. In middeleeuwse kerkdorpen als Kloetinge, Nisse en Oud-Sabbinge was de vate binnen de ring rond de kerk gesitueerd. In Kapelle en ’s-Heer Abtskerke lag hij zelfs op het kerkhof. In Baarland vormt de vate de afsluiting van een langgerekt plein. In Borssele, een dorp dat in 1616 planmatig werd aangelegd, kreeg de vate een plaats binnen het centraal in het dorp gelegen Plein.
Op een kruispunt
Krabbendijke is een zogeheten kruiswegdorp. Het huidige dorp is ontstaan in een polder die in 1596 werd drooggelegd. Het oude Crabbendijke was eerder in de 16de eeuw door stormvloeden weggespoeld. Het nieuwe Krabbendijke ontstond langs de kruising van een noord-zuid en een oost-west as tussen de ringdijk. De oost-west as komt overeen met de huidige verbinding Westweg-Dorpsstraat-Oostweg. De noord-zuid as komt overeen met de huidige verbinding Johan Willem Frisostraat-Noordweg. De vate ligt in de zuidwestelijke hoek van de kruising Dorpsstraat-Johan Willem Frisostraat/Noordweg.
Wanneer aangelegd?
Onduidelijk is wanneer de vate in Krabbendijke precies is aangelegd. Maar hij is wel bij benadering te dateren. De Visscher-Roman kaart uit 1655 laat geen vate zien. Dit valt ook niet te verwachten, aangezien deze kaart weinig gedetailleerd is. Op de kaart van Zuid-Beveland gemaakt door de gebroeders Hattinga in 1753 komt evenmin een vate in Krabbendijke voor. Op deze kaart staat op de plaats van de vate bebouwing aangegeven. De Hattingakaart vermeldt wel de vaten van Kloetinge en Nisse, maar vaten in andere dorpen echter niet. Het ontbreken van een vate in Krabbendijke op deze kaart wil dus nog niet zeggen dat deze er ook niet was. De vate is wel opgenomen in de kadastrale minuutplans (1832), waarin voor dit perceel (C 130) een ‘drinkput’ wordt vermeld.
Op een tekening uit de jaren 1790-1792 van Jan Bulthuis en een daarop gebaseerde gravure van K.F. Bendorp (beide bewaard in het Zeeuws Archief, collectie Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen) staat de waterpartij eveneens aangegeven.
Vast staat dus dat de vate in Krabbendijke vóór 1792 is aangelegd. Op grond van het feit dat de vate een gemeenschappelijke voorziening voor het dorp was, lijkt het het meest waarschijnlijk dat hij is aangelegd in de periode waarin ook het dorp tot stand kwam, wellicht in dezelfde tijd als de bouw van de kerk (1655).
Siervijver
Tegenwoordig is de vate in gebruik als siervijver met een fontein. Van een eventuele ommuring van de put is niets zichtbaar. Uit het oudst beschikbare beeldmateriaal (de prent van Bulthuis en de gravure van Bendorp) blijkt dat hiervan in die tijd (1790-1792) ook geen sprake was.
Op een prentbriefkaart van omstreeks 1920 is nog de flauwe helling aan één zijde te zien. Deze is inmiddels verdwenen.
Bronnen
A.J. van der Aa, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, deel 6, Gorinchem 1845.
Piet van Cruyningen, Land en water, in: Paul Brusse, Wijnand Mijnhardt (red.), Geschiedenis van Zeeland, deel II: 1550-1700, Zwolle/Utrecht 2012, p. 15-49.
Cornelis Dekker en Roland Baetens, Geld in het water; Antwerps en Mechels kapitaal in Zuid-Beveland na de stormvloeden in de 16e eeuw, Hilversum 2010.
H. Ghijsen e.a., Woordenboek der Zeeuwse Dialecten, Den Haag 1964, raadpleegbaar via www.zeeuwsewoordenbank.nl.
A.P. de Klerk, De vate, in: Kees Bos e.a. (red.), Dorpen in Zeeland, Middelburg 1991, p. 119-123.
Zeeuws Archief, Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels (OAT) Zeeland, Kadastrale percelen 1832: Krabbendijke C 130.
ZB| Bibliotheek van Zeeland, Beeldbank Zeeland.
Zeeuws Archief, Beeldbank Zeeland in Beeld, i.h.b. collectie Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.