Scheepswerf Meerman

Door de eeuwen heen maakten veel schippers gebruik van de mogelijkheid tot herstel en onderhoud van hun schepen op de diverse scheepswerven. Ook nieuwe schepen werden op deze werven gebouwd.

De scheepswerf van de familie Meerman (1763) was niet de enige in Zeeland. Van de duizenden zeilende vissersschepen die de provincie gekend heeft, was het merendeel afkomstig van een viertal werven van even zovele scheepsbouwfamilies. In Tholen was dat de werf Van Duivendijk (1872). In Zeeuws-Vlaanderen waren dat de werven Verras in De Paal (1837) en De Klerk in Kruispolder (1846). Er waren in Zeeland en in Zuid-Holland veel meer werven die vissersschepen bouwden, maar niet gedurende zo’n lange tijd en met zo’n grote productie als de vier hierboven.

Scheepswerf Meerman in Arnemuiden, prentbriefkaart circa 1920 (ZB, Beeldbank Zeeland, nr. 411).

Scheepswerf Meerman in Arnemuiden, prentbriefkaart circa 1920 (ZB, Beeldbank Zeeland, nr. 411).

Historie

De geschiedenis van de werf Meerman gaat terug tot 1763. Pieter Boers uit Sliedrecht kreeg van het stadsbestuur van Arnemuiden een vergunning voor de aanleg van een scheepstimmerwerf met sleehelling. Deze was gelegen bij het Nieuwe Hoofd achter de voormalige kolenpakhuizen. In hetzelfde jaar verhuisde Jacob Meerman van Biezelinge naar Arnemuiden. Waarschijnlijk ging deze Jacobus werken op de scheepswerf van Boers.

Boers verkocht zijn bedrijf in 1766 aan Gillis Fafa uit Schiedam. Nadat de werf verschillende keren van eigenaar was gewisseld, kocht Jacobus Meerman in november 1786 voor ‘vijf en veertig ponden achttien Schelline en acht groote Vlaams’ de scheepswerf met loods, kanthelling en gereedschappen. Vanaf dat moment was het een familiebedrijf: tot eind 2003 bleef de scheepswerf in handen van nazaten van Jacobus Meerman.

Door de jaren heen breidde de werf steeds verder uit. Zo kreeg Meerman in 1805 toestemming een loods achter de werf te bouwen voor de berging van hout. In 1811 mocht hij een tweede helling aanleggen. Nieuwe uitbreidingen volgden: een houten werkloods en nog een helling. Uiteindelijk beschikte de werf over drie hellingen waar meerdere gebouwen en werkplaatsen omheen stonden.

Stamboom werfeigenaren

1763: Bouw van de werf door Pieter Boers uit Sliedrecht
1768: Jacob Meerman uit Biezelinge koopt de werf op 7 november
1799: Zoon Jacobus wordt werfbaas
1813: Zoon Cornelis wordt werfbaas
1822: Zoon Jacobus wordt werfbaas
1869: Zoon Adriaan neemt de werf over
1917: Jacob Meerman wordt werfbaas
1960: Cornelis Meerman neemt de werf over en verkoopt deze in 2003 aan de gemeente Middelburg voor het symbolische bedrag van 1 euro.

De hoogaars

De hoogaars was het meest karakteristieke vaartuig van de Zeeuwse wateren. Zij werd gebruikt als vracht-, veer- en vooral als vissersschip. Het is niet precies bekend wanneer de eerste hoogaars te water ging. De term ‘hoogaerts’ kwam rond 1600 al voor. Maar hiermee werd een open vrachtschip bedoeld, geen vissersschip.

Hoogaarzen waren al vanaf het begin erg geliefd bij vissers. De schepen waren mooi gelijnd en wendbaar, konden een hoge snelheid bereiken en makkelijk vlot komen van een zandbank als ze waren vastgelopen.

Door de verzanding van het Sloe tussen de voormalige eilanden Walcheren en Zuid-Beveland konden grote schepen de haven van Arnemuiden niet meer bereiken. Voor de hoogaars bleef het Sloe wel toegankelijk.

Teloorgang hoogaars

De hoogaars kreeg in de jaren dertig van de twintigste eeuw concurrentie van andere typen vissersschepen. Bouwopdrachten voor de vissershoogaars namen aanzienlijk af. Vooral met de komst van de motor veranderde de situatie. De ombouw van de hoogaarzen stuitte dan op problemen. Het stampen van de machine veroorzaakte lekkende naden in de bodem van het schip. Bij het inpassen van de motor moest de indeling van de hoogaars worden veranderd. Om de machine plaats te bieden, verlieten de vissers hun ‘kot’ achter in het schip en verhuisden zij naar het vooronder.

Door de zwaarte van de motor kwam een geladen hoogaars te diep te liggen om nog zeewaardig te zijn. Het schip werd daarom ‘opgeboeid’, dat wil zeggen dat de zijkanten gemaakt werden. Ze verloor daarmee de kenmerkende mooie lijn. Verder verviel het vissende roer en verdwenen al spoedig de kluiverboom, de fok en de kluiver. Van de oorspronkelijke hoogaars bleef weinig over. Omdat de markt al snel overspoeld raakte met goedkopere motorschepen had het aanpassen van de hoogaars op den duur geen zin meer.

Uiteindelijk bouwde Meerman in 1962 zijn laatste hoogaars: voor de pleziervaart. Daarna werd de werf voornamelijk gebruikt voor reparatie en onderhoud. Op 14 juni 1986 sloot de werf definitief haar deuren. De historische werf is nu een werkende museumwerf.

Van de vele hoogaarzen die op de werf zijn gebouwd zijn er nog enkele bewaard gebleven:
ARM17/Vrouwe Adriana uit 1878
Alcyon uit 1928
ARM27/Aeremuenaer uit 1932
Seepaerd uit 1937
Banckert uit 1949
Willemijna uit 1959
Gornaet uit 1961
Kraagbeer uit 1962

De zaagloods

Ruim anderhalve eeuw geleden gaf werfbaas Meerman opdracht voor het bouwen van een zaagloods. Hier werden voornamelijk onderdelen voor de schepen gemaakt. De oude houtbewerkingsmachines werden in de houten, gepotdekselde loods bewaard.

De gereedschappen, hulpmiddelen en materialen kennen een lange historie. Alle machines in de loods werken nog steeds. De met een drijfriem aangedreven hellinglier is nog steeds operationeel. De andere werktuigen worden regelmatig gedemonstreerd.

Op de werf moet men van vele markten thuis zijn. Naast scheepstimmerman is de werfbaas tevens bouwmeester die het bouwbestek maakt en controleert.

De masten worden op de werf gemaakt en ook het schilder- en teerwerk doen de scheepsbouwers zelf. Voor ijzerwerk, zoals beslag, wordt de smid als onderaannemer aangetrokken. Het maken van de zeilen en het tuigen gebeurt door de zeilmaker.

Arbeidsomstandigheden omstreeks 1900

Aan het eind van de negentiende eeuw werkten meestal zes mannen op de werf, maar in drukke periodes kon het aantal oplopen tot 25 werklieden. Elke werkman had zijn eigen taken. Ruim twaalf uur per dag, zes dagen in de week, in alle seizoenen bouwden de werklieden aan de hoogaars. Er was nog geen elektriciteit, dus de enige verwarming die de werklieden hadden, was het vuurtje in het brandkot.

Ontwerp

Bouwtekeningen waren er niet: de werfbaas had het hele ontwerp van een schip in zijn hoofd. Afmetingen kregen de knechten niet te zien. Het ontwerp verschilde per schip, verbeteringen en vernieuwingen werden constant doorgevoerd. Door de werfbaas werd in een schriftje bijgehouden wie welk schip bestelde en hoe het eruit moest zien.

Vaak werd bij de omschrijving van een nieuwe bouwopdracht verwezen naar een al eerder gebouwde hoogaars.

Koffie

’s Middags om twaalf uur was het schafttijd. Soms hadden werfbaas Kees Meerman en zijn knechten geluk. Moeder Elisabeth Meerman (Bee) wilde weleens rond half tien haar befaamde kop koffie brengen. Het geheim kwam van de melk: die kwam van de eigen geit.

Jenever

Bij het bouwen van een nieuw schip werd de eerste houten nagel gebruikt voor het vastzetten van de voorsteven op de onderkant, het vlak. De houten pen sloeg men het liefst uit de duigen van een onverwoestbare ton van Stockholmteer. Degene die het voorrecht had de eerste nagel te slaan hoorde een fles jenever aan zijn maten te schenken.

Scheepswerf Meerman in Arnemuiden, 1997 (ZB, Beelbank Zeeland, nr. 130700, foto J. Wolterbeek).

Scheepswerf Meerman in Arnemuiden, 1997 (ZB, Beelbank Zeeland, nr. 130700, foto J. Wolterbeek).

Opleiding

Van generatie op generatie werd de kunst van de scheepsbouw doorgegeven. De jonge knapen leerden het vak van de ervaren timmerlieden. De zonen van Meerman werden door hun eigen vader opgeleid.

De Meermannen werden al jong op de werf ingezet. Ook Kees Meerman, de laatste eigenaar, leerde het vak in de praktijk van zijn vader, maar hij doorliep daarnaast ook de technische avondschool in Middelburg.

De scheepsloods

In de scheepsloods gebeurt het allemaal: de bouw van de hoogaars. De grootste loods op het terrein is in twee delen verdeeld: in het ene deel wordt het schip daadwerkelijk gebouwd, in het andere deel staan de werktuigen, werkbanken en gereedschappen. Balken op de grond vormen de bouwhelling voor de nieuwe schepen.

Tegen de dwarsbalken van het dakgebint worden naast elkaar, in het midden boven de bouwhelling, twee dikke bomen bevestigd. Op regelmatige afstanden wordt aan de onder- en zijkant een aantal uithollingen gemaakt waarin stempels steunen. Ontwerptekeningen zijn er dus niet. Wel is van de eerder gebouwde schepen een schriftje voorhanden waarin de afmetingen staan.

Op zolder worden de mallen van bestaande schepen bewaard. Voorafgaand aan de bouw van een nieuwe hoogaars worden de afmetingen opgeschreven.

Bronnen

Museumwerf Meerman Arnemuiden
ANWB

Auteur: Wim van Gorsel (juni 2022)