Oosterscheldekering

Na de watersnoodramp van 1953 was het duidelijk dat er dringend iets moest gebeuren aan de kustbescherming in de Deltaregio. Zo ontstond het Deltaplan en al snel werd gestart met de bouw van de Deltawerken. Bij het ontwerp en de aanleg werd vooral rekening gehouden met de veiligheid en niet met de economische gevolgen van de bouw. En naar natuurwaarden werd al helemaal niet gekeken. En toen was het, na de succesvolle afronding van heel veel Deltawerken, tijd om de Oosterscheldedam aan te leggen. Dat stuitte op enorm veel weerstand. Met het afsluiten van de Oosterschelde zou een uniek zoutwatergebied verloren gaan.

Stormvloedkering met gesloten schuiven (Beeldbank Rijkswaterstaat).

Stormvloedkering met gesloten schuiven (Beeldbank Rijkswaterstaat).

Protest

Verschillende belangenorganisaties sloegen de handen ineen – van ondernemers tot milieuactivisten. Vissers, oesterkwekers, belangenorganisaties, milieuactivisten en advocaten verenigden zich in 1968 in de Studiegroep Oosterschelde. Ze boden met goede en technische argumenten tegenwicht aan de plannen die Rijkswaterstaat had voor de Oosterschelde.

Bouwstart

Ondanks de protesten ging de aanleg van start. Voor de constructie van de dam waren kunstmatige eilanden in de monding van de Oosterschelde nodig. In 1969 startte Rijkswaterstaat met de aanleg van het eerste eiland. In hetzelfde jaar nog bracht de protestgroep een rapport uit. Daarin stond dat de kosten (inclusief schadeposten) van een dam op 2 miljard gulden kwamen terwijl het verhogen van de daarachter gelegen 200 kilometer dijk slechts 600 miljoen gulden kostte. Tegelijk kreeg de milieubeweging het tij mee. Ernstige milieuschandalen en politieke bijval in de vorm van de Club van Rome brachten een gedachtenverandering bij het grote publiek op gang.

Van Oosterscheldedam naar Oosterscheldekering

In 1974 werd in de Tweede Kamer met een kleine meerderheid tegen een vaste dam gestemd. In 1976 werd uiteindelijk definitief besloten om de Oosterscheldedam van een aantal sluizen te voorzien die alleen bij extreme waterstanden gesloten hoefden te worden. En zo werd de Oosterscheldedam de Oosterscheldekering. Hierdoor bleef de Oosterschelde zout en ook bleef de getijdenwerking intact. Daar werden ook de Philipsdam en de Oesterdam voor aangelegd aan de oostkant van de Oosterschelde. Die verkleinden het oppervlak van de Oosterschelde waardoor de getijdewerking sterker zou worden. De Oesterdam is tegenwoordig een watersporthotspot. Er wordt veel gesurft en bij de juiste wind ook gekitesurft. Daarnaast is dit sinds een aantal jaar een culinaire trekpleister. Bij laag tij zoeken mensen hier oesters en andere schelpdieren. Zonder de open schuiven van de Oosterscheldekering was dat nooit mogelijk geweest.

De aanleg van de Oosterscheldekering

Een aantal bouwvoorbereidingen had al plaatsgevonden toen men nog dacht dat de kering een dam zou worden. Zo waren er al zandplaten opgehoogd. Maar er was heel wat nieuw werk te verzetten. Tussen Schouwen-Duiveland en Noord-Beveland werd een baileybrug aangelegd. Deze tijdelijke brug verbond de eilanden met het werkeiland Neeltje Jans, waar aan de stormvloedkering werd gebouwd. Het werkeiland was meer dan 200 hectare groot, had een eigen elektriciteitscentrale, een betonfabriek, een asfaltinstallatie, werkhavens en wegen. Op het noordwestelijk gelegen hoofd werd het ir. J.W. Topshuis gebouwd.

Bouwput met pijlers (Beeldbank Rijkswaterstaat, foto Harry van Reeken).

Bouwput met pijlers (Beeldbank Rijkswaterstaat, foto Harry van Reeken).

Pijlers

De kering werd opgebouwd uit 65 voorgefabriceerde betonnen pijlers. Tussen elk van die pijlers kwamen openingen met schuiven van 40 meter breed. Alle voorgefabriceerde elementen van de kering en dus ook de pijlers werden op Neeltje Jans gebouwd. De pijlers werden gefabriceerd in een bouwput op 15 meter onder zeeniveau. Een dijk hield het water buiten de bouwput. De bouw van een pijler kostte anderhalf jaar en om de twee weken werd begonnen met de bouw van een nieuwe pijler. Het bouwdok bestond uit vier gedeeltes. Als de pijlers uit één deel af waren, werd dat deel onder water gezet. Het hefschip kon dan het dok binnenvaren en de pijlers een voor een van de bodem tillen en naar hun plaats in de kering verplaatsen.

Tegenwoordig staan deze bouwputten volledig onder water en worden er hangcultuurmosselen gekweekt. Je kunt de tonnen die daarbij horen vanaf de waterkant zien en bij de vis- en mosselwinkel op Neeltje Jans kun je de mosselen kopen.

Extra pijler

Voor de zekerheid werd er een extra pijler gebouwd. Deze kun je nog steeds in het water zien staan bij Neeltje Jans. Een buitensportorganisatie beheert deze pijler en je kunt onder hun leiding naar de pijler peddelen en daarna de ‘klettersteig’ klimwand die op de pijler is aangebracht beklimmen.

Speciale vaartuigen

Doordat de Oosterscheldekering zo’n uniek bouwwerk was, was de constructie ervan ook uniek. Het materieel om de kering te realiseren bestond nog niet. Zo moesten er schepen speciaal voor de aanleg gebouwd worden. Dat leverde een flinke extra kostenpost van zo’n 350 miljoen gulden op. De Ostrea, Mytilus en Cardium zorgden er respectievelijk voor dat de pijlers naar hun plek werden vervoerd, dat de zandbodem door middel van trillingen werd verdicht en dat funderingsmatten op een vlakke bodem werden gelegd.

De Ostrea vervoerde de pijlers naar hun definitieve plaats (Beeldbank Rijkswaterstaat).

De Ostrea vervoerde de pijlers naar hun definitieve plaats (Beeldbank Rijkswaterstaat).

De stormvloedkering en Neeltje Jans nu

Vanaf het Banjaardstrand op Noord-Beveland en strand De Schaar op Schouwen-Duiveland heb je prachtig uitzicht op de Oosterscheldekering. Wil je de kering van dichtbij zien, dan kun je op Neeltje Jans terecht. Het eiland is al jaren niet meer in gebruik als werkeiland. De natuur en recreatie hebben het eiland overgenomen. In het Topshuis is een permanente tentoonstelling die je gratis kunt bezoeken. Ook vind je tegenwoordig Deltapark Neeltje Jans op het eiland. In dit attractiepark is van alles te beleven op het gebied van waterpret en je kunt de binnenkant van een pijler bezoeken. Tot slot kun je wandelen op het eiland. Er zijn meerdere wandelroutes (ook verharde paden voor mensen die slecht ter been zijn) die je door het duinlandschap voeren. Avontuurlijke wandelaars kunnen ook een slufter (getijdegeul) oversteken.