Speciale vaartuigen

voor de bouw van de Oosterscheldekering

Bij aanvang van de bouw van de stormvloedkering in de Oosterschelde werd er vanuit gegaan dat er genoeg materiaal voorhanden was. Dat bleek een misrekening. Diverse werkzaamheden voor de waterkering waren zo bijzonder en specifiek dat er geen enkel schip bestond dat deze kon uitvoeren. Er moesten niet minder dan drie bijzondere schepen worden gebouwd om de pijlerdam aan te kunnen leggen. Dat was een flinke extra kostenpost van 350 miljoen gulden. Het ging om de schepen Ostrea, Mytilus en Cardium.

Het hefschip Ostrea. (Beeldbank Rijkswaterstaat)

Het hefschip Ostrea (Beeldbank Rijkswaterstaat).

Werkeiland

Om de waterkering te kunnen bouwen werd gebruik gemaakt van het al aangelegde kunstmatige eiland Neeltje Jans. Hier werden de enorme betonnen pijlers gemaakt, die vervolgens naar de juiste plaats werden gevaren met een speciaal daarvoor gebouwd hefschip, de Ostrea. Onder de pijlers werden matten aangebracht, die het verschuiven van het zand in de zeebodem moesten tegengaan. Voor het leggen van deze matten werd ook een speciaal schip gemaakt, de Cardium. Voordat de pijlers en de drempels geplaatst werden, werd de zanderige bodem verdicht met een speciale techniek waarbij palen, die de grond in werden getrild (en vervolgens weer werden teruggetrokken), de ondergrond moesten verstevigen. Het schip dat daarvoor werd gebouwd, was de Mytilus.

Mytilus

‘Mytilus’ is Latijn voor mossel. Dit vaartuig verdichtte de aangebrachte zandlaag op de bodem tot een diepte van 15 meter. Vier lange trilnaalden werden vanuit de ponton de bodem ingedreven. Het hoogste punt van de ponton bedroeg 60 meter boven de zeespiegel. De bodem moest worden verdicht om te voorkomen dat de bodem bij zware belasting het karakter kreeg van drijfzand.

De Mytilus zorgt ervoor dat de bodem wordt verdicht. Foto uit 1980. (Beeldbank Rijkswaterstaat)

De Mytilus zorgt ervoor dat de bodem wordt verdicht, foto uit 1980 (Beeldbank Rijkswaterstaat).

Bekijk een video van het verdichten van de zandbodem door de Mytilus, 1 juni 1980, op de Beeldbank van Rijkswaterstaat.

Cardium

‘Cardium’ is Latijn voor kokkel, een schelpdier uit de Schelde. De Cardium zoog de oppervlakte van de bodem vlak en legde de boven- en ondermatten. De ondermatten waren opgebouwd uit drie lagen: zand, kif (fijn zand) en grind. Ze maten 42 bij 200 meter. De bovenmatten bestonden uit drie lagen grind en maten 60 bij 31 meter. De onder- en bovenmat waren elk 36 cm dik. De aanmaak van deze matten gebeurde in een speciaal gebouwde fabriek op het werkeiland Neeltje Jans. De matten werden meteen op een rol gewikkeld, die door de Cardium vanuit het water meteen opgetild kon worden. De Cardium was het duurste schip van de Deltawerken en kostte 80 procent meer dan begroot.

De mattenlegger Cardium. (Beeldbank Rijkswaterstaat)

De mattenlegger Cardium (Beeldbank Rijkswaterstaat).

Bekijk een video van het leggen van matten door de Cardium, 1 februari 1983, op de Beeldbank van Rijkswaterstaat.

Macoma

‘Macoma’ is Latijn voor nonnetje, een schelpdier uit de Schelde. De Macoma fungeerde als afmeerponton in combinatie met de Donax en de Sepia, maar ook als afmeer- en opschoonponton voor de Ostrea. De fundatiematten werden vóór plaatsing van de pijler met een 27,6 meter brede zuigmond zandvrij gemaakt. Daarna werd de pijler tegen dit vaartuig aangebracht, dat exact de plaats aangaf waar de pijler moest komen.

Ostrea en daaraan gekoppeld de Macoma in 1983. (Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland, foto Deltaphot)

Ostrea en daaraan gekoppeld de Macoma in 1983 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto Deltaphot).

Ostrea

‘Ostrea’ is Latijn voor oester. De Ostrea vervoerde de pijlers van de bouwput naar hun definitieve plaats op de matten. De Ostrea en de Macoma werden tijdens het werk dan ook aan elkaar gekoppeld. Het laatste schip deed dienst als stofzuiger, waarna de Ostrea de pijlers – dankzij de opwaartse druk van het water – slechts 10.000 ton zwaar op de schoongezogen matten plaatste. Hoewel de pijlers 18.000 ton wegen, hoefde het schip dus slechts een hefvermogen van 10.000 ton te bezitten. Om goed te kunnen manoeuvreren had het schip vier schroeven waarmee het alle kanten kon opdraaien. De Trias pakte de voetzolen van de pijlers in met betonblokken.

De Ostrea vervoerde de pijlers naar hun definitieve plaats. (Beeldbank Rijkswaterstaat)

De Ostrea vervoerde de pijlers naar hun definitieve plaats (Beeldbank Rijkswaterstaat).

Bekijk hier eenvideo van de werking van het schip de Ostrea, 1 januari 1983, op de Beeldbank van Rijkswaterstaat.

© Rijkswaterstaat | Jaap Boelens