De oorsprong van Vlissingen

Op een tekening uit 1550 is het dorp Vlissingen, dat al was ontstaan in de twaalfde eeuw, goed te zien. De stad Vlissingen was op dat moment ook al weer bijna 250 jaar oud en voorzien van muren, poorten en grachten. Het dorp lag net buiten de meest noordelijke poort, was omringd met watergangen en bestond uit een kerk, een paar straatjes met huizen en een kasteel. Omdat het dorp vanaf het eind van de dertiende eeuw nooit meer zou worden uitgebreid, was dit ook ongeveer het beeld in de tijd dat graaf Floris V het idee kreeg om ten zuiden van het dorp een echte stad te bouwen.

Een van de eerste tekeningen waarop het kasteel en het dorp Vlissingen zijn te zien in 1550 (A. van den Wijngaerde, Zelandiae Descriptio, Middelburg, 1550/1995).

Een van de eerste tekeningen waarop het kasteel en het dorp Vlissingen zijn te zien in 1550 (A. van den Wijngaerde, Zelandiae Descriptio, Middelburg, 1550/1995).

Unieke blik

Dat gold in ieder geval voor het kerkje en voor het kasteel tussen het dorp en de stadspoort. De tekening uit 1550 laat dus het oorspronkelijke en volgroeide dorp zien en levert als zodanig een unieke blik op Vlissingen zoals het ook was in de dertiende eeuw. Wel moeten we de kustlijn tussen de stad en het dorp een halve kilometer naar het westen doortrekken omdat die honderd jaar later ontstond, na een reeks van zware stormvloeden. Vlissingen had, met andere woorden, in 1250 meer grond dan in 1550. Wat bleef was de structuur en de aanblik van het dorp. En natuurlijk het kasteel. Ook de watergangen dateerden naar alle waarschijnlijkheid uit de dertiende eeuw. In die tijd werden in een groot deel van Walcheren smalle kanalen gegraven ten behoeve van de waterhuishouding van het eiland. Mogelijk hebben deze weteringen ook een rol gespeeld bij het afgraven van het veen ten behoeve van de zoutwinning.

Sint-Petruskerk

Speciale aandacht verdient de kerk van Oud-Vlissingen, de Sint-Petruskerk. Op de tekening van 1550 is duidelijk te zien hoe die was gebouwd: in de Romaanse stijl, die zich kenmerkte door boogvormige ramen en door twee achter elkaar gelegen rechthoekige gebouwen die met elkaar waren verbonden. Het kleinste, wat hogere gebouw, was het koor waarin het altaar stond. Het grootste, wat lagere deel, dat tegen de toren was aangebouwd, bevatte de zaal van de kerk. Er waren geen zijbeuken. De piramidevormige toren was vrij spits voor een romaanse kerk, maar kan van een latere periode zijn. Dit type kerk werd vooral in de twaalfde en dertiende eeuw gebouwd. De Gotische stijl, met de puntvormige ramen, kwam pas op het eind van de dertiende eeuw in zwang. De dorpskerk van Vlissingen was waarschijnlijk opgetrokken uit tufsteen, een zachte vulkanische steensoort die moest worden geïmporteerd uit berggebieden. Het dorp had ook een gemeentehuis, want er moest een plek zijn waar het dorpsbestuur en het gerechtshof, de vierschaar, haar zittingen konden  houden.

Gasthuis

Buiten het dorp Vlissingen, aan de monding van de kreek, stond op het eind van de dertiende eeuw nog een gebouw: het gasthuis. Dat weten we zeker omdat we over een document uit 1271 kunnen beschikken waarin staat dat het gasthuis op 18 oktober van dat jaar een schenking ontving van Aleid, weduwe van de graaf van Henegouwen en zuster van de graaf van Holland en tevens koning  van het Duitse Rijk, Willem II. Het ‘hospitali in Vlissigghen’ ontving vijf pond. Het is waarschijnlijk dat dit gasthuis niet in het dorp lag, maar erbuiten, langs de kreek waar die nog bevaarbaar was en het voetveer naar Vlaanderen haar aanlegplaats had.

Gezicht op het gebied waar in de 12de eeuw het dorp Vlissingen ontstond. Nu is daar de parkeerplaats van de Aldi en het restant van de vroegere Spuikom. (Eigen collectie auteur)

Gezicht op het gebied waar in de twaalfde eeuw het dorp Vlissingen ontstond. Nu is daar de parkeerplaats van de Aldi en het restant van de vroegere Spuikom. (Eigen collectie auteur)

Veerdienst

Het gasthuis was dus al voor 1271 gebouwd en diende, naast het opvangen van zieken, ook voor het bieden van een slaapplaats aan reizigers. Mogelijk was er ook een veerhuis waar reizigers konden eten en drinken en wellicht slapen. Het veer bestond waarschijnlijk al gedurende de hele dertiende eeuw en mogelijk zelfs eerder. Het zuidelijkste deel van Walcheren lag nu eenmaal het dichtst bij Vlaanderen. Omdat er geregelde handelscontacten waren tussen Middelburg, de enige stad die ook buiten Walcheren aanzien had, en de Vlaamse steden, maar ook omdat Walcheren een groot deel van de twaalfde en dertiende eeuw bij Vlaanderen hoorde, was een geregelde veerdienst tussen de eilanden pure noodzaak. Middelburg was een bestuurlijk en kerkelijk centrum in het toenmalige Vlaanderen. De stad had ook een eigen haven die via de Arne, een getijdenkreek, in verbinding stond met het Sloe. Het veer bij het dorp Vlissingen diende daarom vooral personen- en postvervoer.

Ambachtsheer

De eerste ambachtsheer van Vlissingen die we bij naam kennen was Wisse Gilliszoon van Koudekerke. De grond waarop het dorp Vlissingen werd gebouwd behoorde gedurende het grootste gedeelte van de dertiende eeuw tot de bezittingen van zijn familie.  De mannelijke stamhouders waren al geruime tijd ambachtsheren van Koudekerke. Zij bezaten daarnaast veel grond op het eiland. In de middeleeuwen vielen bezit en bestuur niet altijd samen. Ieder dorp, toen ambachtsheerlijkheid geheten, werd bestuurd door een ambachtsheer. Soms had deze bezittingen in het dorp, soms ook niet. In het laatste geval behoorden de heren tot de lagere adel. De Van Koudekerkes behoorden tot de hogere adel van Zeeland omdat zij bestuurders waren, maar ook bezit hadden. Na 1300 was de rol van deze familie op Walcheren uitgespeeld. Zij hadden veel geld verloren en moesten hun bezittingen verkopen. Vlissingen werd gekocht door graaf Floris V en die kreeg het idee om een echte stad te gaan bouwen, iets ten zuiden van het dorp, maar met dezelfde naam: Vlissingen.

Literatuur

Peter van Druenen, Vissers, Kapers, Arbeiders; Vlissingen 700 jaar stadsrechten, Vlissingen 2015.