Napoleon en de vestingwerken van Vlissingen
In Frankrijk kwam in 1801 Napoleon aan de macht. Hij had het plan opgevat om Engeland te veroveren. Vlissingen was van strategisch belang. Daarom liet Napoleon de vestingwerken daar op orde brengen. Het Keizersbolwerk werd uitgebreid met dertien kazematten.
Sinds 1792 was Frankrijk in oorlog met Oostenrijk en Pruisen, een jaar later ook met Engeland en de Republiek. In 1794 trokken de Fransen Staats-Vlaanderen binnen, in januari 1795 de Zeeuwse eilanden en Holland. Ons land werd omgedoopt tot de Bataafse Republiek. Staats-Vlaanderen, Vlissingen, Maastricht en Venlo werden bij Frankrijk ingelijfd.
Aanpassingen
De Fransen konden op hun tien vingers natellen dat Engeland deze invloed in de Nederlanden niet zou tolereren. Daarom brachten zij de kustverdediging op orde. Bestaande forten werden verbeterd en nieuwe verdedigingswerken aangelegd.
Ook in Vlissingen werden werken aan de vesting uitgevoerd. Voor de beide toegangspoorten werden twee ravelijnen (eilandjes in de vorm van een bolwerk) in de gracht gelegd. De twee bolwerken die links en rechts van de stad tegen de zeedijk lagen, werden beschermd door een voorliggend glacis. Dit is een rondom de vesting liggend, schuin aflopend terrein. Een gedekte weg sloot het glacis af. Deze buitenwerken zorgden er tevens voor dat de grachten beschermd lagen. Aanvallers konden onmogelijk bressen in de omwalling schieten.
Sluizen
Ook gaf Napoleon opdracht om de bestaande sluizen in te zetten om het omliggende gebied te inunderen. In 1805 werden plannen opgesteld voor de aanleg van een reusachtige oorlogshaven in de Margarethapolder bij Terneuzen. Maar deze plannen zijn nooit uitgevoerd.
Continentaal stelsel
Napoleon voerde in 1806 het continentaal stelsel in. Dat was bedoeld om Engeland te isoleren en uit te putten. Voor de Republiek was het stelsel desastreus, omdat handel met Engeland onmogelijk werd. Napoleon vermoedde dat de boycot doorlopend werd ontdoken.
Hij vreesde eveneens een Engelse landing op de Walcherse kust. Daarom liet hij in 1807 de Vlissingse vestingwerken opnieuw onder handen nemen. Ook werden in de loop van 1808 steeds meer Franse troepen op beide oevers van de Westerscheldemonding gelegerd.
Engelse invasievloot
Op 30 juli 1809 landden de Engelsen onder opperbevel van Lord Chatham daadwerkelijk op Walcheren. De invasievloot bestond uit: 37 linieschepen, 30 fregatten, 84 kleine oorlogsvaartuigen en ongeveer 150 transportschepen. Er waren 38.000 man landingstroepen en 144 stukken belegeringsgeschut aan boord. De Engelsen bezetten Zuid-Beveland. Voor Vlissingen werd het beleg geslagen. Het doel van de Engelse expeditie was om de Antwerpse marinehavens uit te schakelen en zo een Franse invasie in Engeland te voorkomen. Ook was het de bedoeling om Walcheren blijvend van een Engelse bezetting te voorzien om de Westerschelde te bewaken.
Bombardement
Vlissingen werd in augustus 1809 zwaar getroffen door een Engels bombardement. Dit werd zowel vanuit zee als vanaf land uitgevoerd. Het prachtige stadhuis werd verwoest. De Engelsen maakten behalve van zware mortieren en scheepsgeschut ook gebruik van zogenoemde congrave raketten. Dat waren een soort vuurpijlen of holle kogels die bovengronds ontploften. De psychologische uitwerking van deze projectielen was groter dan de vernietigingskracht.
Lord Chatham wilde zeker zijn van de verovering van Vlissingen, voordat hij Antwerpen zou aanvallen. Dit gaf de Fransen volop gelegenheid de verdediging van Antwerpen op orde te brengen. Vlissingen viel op 15 augustus. De Fransen hadden hun troepen rond Antwerpen inmiddels zo versterkt dat een Engelse aanval op deze stad zinloos was geworden.
Napoleon kon aanvankelijk niet geloven dat het onneembaar geachte Vlissingen zich zo gemakkelijk had overgegeven. Bevelhebber Monnet had de dijken toch door kunnen steken zoals was afgesproken?
Geteisterd door de ‘Zeeuwse koortsen’, voornamelijk veroorzaakt door het drinken van besmet water, verlieten de Engelsen in december 1809 Walcheren. Het doel om de Franse maritieme macht in Antwerpen te breken was mislukt.
Uitbreiding vestingwerken
De expeditie toonde de kwetsbaarheid van de zeegaten en de slecht verdedigde kustlijn aan. Om herhaling te voorkomen, lieten de Fransen in de jaren 1810-1813 belangrijke uitbreidingen en versterkingen van de vestingwerken langs de Westerschelde uitvoeren. De werken die op de dijken bij Breskens en Vlissingen werden gebouwd, moesten bomvrij zijn en van een aarden dekking voorzien. Rondom Vlissingen werd een ‘kringstelling’ aangelegd. Die bestond uit twee redoutes en drie kroonwerken. Ook de forten Rammekens en Bath werden aangepast.
Gedenksteen in het Keizersbolwerk
Het Keizersbolwerk in Vlissingen onderging in 1811 belangrijke aanpassingen. Het uit 1548 daterende bolwerk werd uitgebreid met dertien kazematten, die voornamelijk als opslagruimte dienst deden. In een was de garnizoensbakkerij gevestigd. Daar konden dagelijks bijna vijfduizend broden worden gebakken. In de onderdoorgang naar de loodsensteiger is een steen ingemetseld met daarop het jaartal 1811, verwijzend naar de werkzaamheden uit dat jaar.
Literatuur
T. van Gent, De Engelse invasie van Walcheren in 1809, Amsterdam 2001.