Daar komt de schutterij
met vaandels en met pluimenSinds 1930 prijken de vier Goese schuttersstukken, geschilderd door vader en zoon Eversdijck, in het Historisch Museum de Bevelanden te Goes. Vanaf die tijd konden Goesenaars en andere bezoekers een blik werpen op deze manhaftige voorvaderen. Velen deden dat ook, maar deze vier ‘Goese Nachtwachten’ hebben meer kwaliteiten dan alleen mooi geschilderde portretten. De details op schuttersstukken laten veel zien van de zeventiende-eeuwse schutterij. Om dit verhaal te verduidelijken heeft het museum vijf schutters op de schuttersstukken uitgekozen om poppen van te laten maken. De poppen met hun kostuums zijn nagemaakt op twee derde van de ware grootte. Deze replica schutterskostuums tonen elk een ander aspect van de schutterij.
Het oudste kostuum dateert uit 1616 en is van een lid van het gilde van Sint Joris oftewel d’Edele Voetboog. Het St. Jorisgilde oefende al vanaf 1359 met een voetboog. Met de voetboog kon men de stad beschermen oftewel “beschutten”. Rond 1469 was er ook een handbooggilde, Sint Sebastiaan, en in 1516 ontstond d’Edele Busse of het Sint Adriaangilde die met geweren oefenden. Bij een schutterswedstrijd kon men laten zien hoe goed men om kon gaan met de wapens door ‘op de papegaai’ te schieten. Wie de neppapegaai van een hoge staak af kon schieten, die mocht zich schutterskoning noemen. Zo’n gilde had ook een sociaal voordeel; tijdens dit gebroederlijk samenzijn kon men hoger geplaatsten ontspannen ontmoeten, wat de carrière zeer bevorderde.
Het gildenlid uit 1616 liet zich met zijn 41 gildebroeders afbeelden op twee schilderijen ter ere van de bouw van het nieuwe schuttershof. Hij is gekleed in rijk kostuum; een wambuis met korte schoot en een wijde pofbroek aan die onder de knie is gesloten. Zijn kraag is gemaakt van reticella kant en rust op een pontefraes (= ondersteunende kraag) Ook de teruggeslagen manchetten ‘ponjetten’ zijn van reticella kant. Aan een koord draagt hij een zilveren hanger of ‘parure’ met de afbeelding van Sint Joris en de draak, een klein kruisboogje. Door deze parure kon iedereen zien dat hij lid was van een gilde. Waarschijnlijk heeft de ketting schuin over de borst ook een betekenis. Als dit de ambtsketen van de burgemeester voorstelt, dan hebben we hier te maken met de burgemeester Willem Mertensz. Driewegen of de burgemeester David Geertsz. van der Nisse.
De schutters verdedigden de stad, maar niet alleen. Samen met de weerbare inwoners vormden ze de burgerwachtvendels. Vroeger waren er drie vendels genoemd naar de kleuren; Oranje, Blanje (wit) en Bleu (blauw). Sinds 1613 werd elk vendel gesplitst in een Jonge en een Oude compagnie. Uiteraard leverden de aanzienlijke burgers van de schuttersgilden de officieren. De officieren droegen een sjerp in de kleur van het vendel.
De kapitein uit 1624 draagt een oranje sjerp. Hij heeft dus de leiding over het Oranje vendel. De kapitein is herkenbaar aan zijn ‘partizaan’, een stokwapen, in dit geval versierd met een oranje kwast of ‘troetel’. Ook vechten doe je in je beste pak dus hij draagt een wambuis met lange schoot en omhooggeschoven taillelijn of ‘kola’ en een onder de knie gesloten pofbroek, een aangerimpelde dikke molensteenkraag en lage cilinderhoed met een oranje pluim. Voor zijn eigen verdediging draagt hij een rapier en heeft hij een metalen halskraag om. De halskraag was het laatste overblijfsel van het harnas en werd nu meer voor de sier gedragen.
De vaandrig uit 1624 is van het Witte vendel en heeft daarom een witte sjerp en een witte pluim. De vaandrig, hij die het vaandel draagt, is vaak een jonge man die modieus gekleed is. Hij draagt een wambuis met korte schoot, een aan de band gerimpelde wijde pofbroek en plooikraag en omgeslagen manchetten. De vaandrig moest bij voorkeur ongetrouwd zijn, omdat de grote opvallende vlag een doelwit was voor de vijand. De vlag of vendel is versierd met het Goese stadswapen en het wapen van Sint Sebastiaan. Om de vijf kruizen van Sint Sebastiaan staan de lijfspreuk, ‘altijd aenclevende’, en een Latijnse tekst die zoiets betekend als; ‘in het verbond verenigd staan zoals de rotsen in de zee staan’.
De musketschutter uit 1624 is een gewoon soldaat van het Blauwe vendel. Hij is bewapend met een musket met een lontslot. Onder de musket staat een furketstok of ‘mik’ als steun bij het richten. Aan zijn bandelier hangen twaalf laadmaten, “de 12 apostelen”. Hierin zit kruit voor een schot. Dit wordt in de loop gedaan met een kogel en aangestampt. In zijn kruitfles zit kruit voor de ‘pan’. Dit wordt bij ’t vuren eerst aangestoken door een lont en steekt dan ’t kruit in de loop aan. Met een vuursnelheid van één schot per minuut moest men zich vaak met een rapier verdedigen. Gezien zijn lage rang is de kleding eenvoudiger. Hij heeft een wambuis of kolder met lange schoot met omhooggeschoven taille lijn met een aangerimpelde dunne kraag en teruggeslagen manchetten en een onder de knie gesloten pofbroek.
Tenslotte toont de burgemeester uit 1665 de veranderde mode. Hij draagt een korte wambuis of ‘Innocentrock’ met geplooide schoot, een geplooide rokbroek met geplooide versiering en een tot aan de knie reikende broek met cilindervormige pijpen. De plat liggende bef of rabat en omgeslagen manchetten zien er eenvoudiger uit, maar zijn helemaal “in”. De burgemeester heeft de rang van kolonel en kan dus de kapiteins en hun vendels bevelen geven. Rechtsboven op het schilderij uit 1665 presenteren de burgerwachtofficieren de lijst met weerbare mannen aan één van de twee Goese burgemeesters. Het voorbeeld voor het replicakostuum is burgemeester Jonkheer Cornelis van Watervliet Heer van Ellewoutsdijk die linksvoor aan tafel zit. Door het uitbreken van de tweede Engelse oorlog (1665-1667) moest de verdediging van de stad worden verbeterd. Op 27 maart 1665 wordt de lijst met weerbare mannen, de ‘monsterrol’, gepresenteerd en wordt de burgerwacht vernieuwd. De stad kon gerust zijn, want daar komt de schutterij… met vaandels en met pluimen.