Wielerkunst met een grote K
Wielrennen is afzien en de heldendaden van menig rijder zijn vastgelegd in kunstwerken. Of het nu gaat om een standbeeld in iemands geboorteplaats of een abstract beeldje… De Provincie Zeeland zou de finish van de Touretappe op Neeltje Jans kunnen aangrijpen om een affiche te laten maken die dit moment bij Zeeuwen en vakantiegangers in de herinnering prent.
Welke herinnering blijft je bij? In de wielersport zijn dat ongetwijfeld de sprints. Coureurs komen los uit het zadel. Stampen op de pedalen, ze mogen niet van hun lijn afwijken. Het is verboden te zwabberen, op straffe van diskwalificatie. Moeilijk, omdat er een knop omgedraaid moet worden wil de ultieme jump lukken. Het laatste restje kracht wordt aangesproken. Een enorme ruk aan het stuur. Gespannen spierbundels en op de streep de ontlading. Snelheden van boven de 70 kilometer zijn geen uitzondering. Twee armen in de lucht. Vingers wijzend naar boven. Een teken om iemand te herdenken of te eren. Een ritueel. En daarna de renner als een zielig hoopje mens steunend tegen het dranghek. Een verzorger schiet als een overbezorgde moeder met een washandje toe. De winnaar zegt: “Ik slaag erin pijn te verdringen, zolang ik het gevoel heb dat ik kan winnen.” Het is leven voorbij de pijngrens. De beste sprinter verdient in de Tour de Groene Trui.
Waaghalzen
Jan Janssen kon er ook wat van: in 1964, 1965 en 1967 won de renner uit Nootdorp in de Tour het puntenklassement. Eigenlijk was Jan geen pure sprinter. Hij was een overlever die enorm kon afzien. De Groene Trui was de voorbode van de Gele Trui die in 1968 om de schouders van Janssen werd gehangen. Janssen was daarmee de eerste Nederlandse Tourwinnaar.
Freddy Maertens en Sean Kelly waren ook mannetjesputters in de sprint. Wat te denken van de Oezbeekse krachtmens Abduzhaparov? Voor deze kamikazepiloot waren de collega-renners echt bang. Hij was de veroorzaker van veel valpartijen in de sprint.
Erik Zabel won de Groene Trui van 1996 tot 2001. De Slowaak Peter Sagan won de afgelopen drie edities. Hij zou het record van Zabel kunnen breken.
De zege en de dood
Het gaat niet altijd goed. We gaan terug naar het jaar 1958. De laatste etappe is Dyon-Parijs met aankomst in het Parc des Princes. André Darrigade wint vijf etappes en is in Parijs op weg naar zijn zesde zege. In volle sprint botst hij tegen de Belgische official Constant Wouters. Darrigade raakt zwaar gewond aan zijn hoofd. Wouters overlijdt na elf dagen in coma te hebben gelegen.
Om als sprintkanon door te gaan, zo zul je zeggen, moet je toch verliefd op je fiets zijn. Zo liggen de zege en de dood dichtbij elkaar.
Ik las laatst een fraaie volzin waarin de sprintkunst van Tom Boonen beschreven werd. “Hij heeft de dijen van een os, de kracht van een beer, de souplesse van een demarrerende hazewind en het oog van een luipaard.” Weer anderen zeggen: “Sprinters zijn dwazen, koorddansers, acrobaten en waaghalzen.”
Niet zo verwonderlijk dat het fenomeen renner en snelheid kunstenaars inspireert. Het is de kunst om de krachtsexplosie in het kunstwerk vast te leggen.
Afzien
Wielrennen is niet zomaar fietsen, het is afzien tot je erbij neervalt. Dat beeld krijgen we te zien als een coureur na een val of een lekke band probeert terug te komen. Afhaken is funest. Je moet op tijd binnenkomen. Niet-klimmers kunnen in een bergetappe enorm afzien om op tijd te zijn.
Op kool-as paden, voordat het asfalt zijn opmars begon, werd vroeger heel wat af geleden. Moed en doorzettingsvermogen waren even belangrijk als talent. Nu zijn het de kasseien die de renners over de steentjes doen dokkeren. Er zijn renners die de steentjes slecht verteren. Het is de moed, het zware werken, de taaie volharding die de renners in de strijd houdt. Afzien in hoofdletters en een ijzeren discipline worden geëist. Sommige renners oefenen op het publiek een bepaalde fascinatie uit. Ze hebben iets bovennatuurlijks, dat tot uiting komt in hun energie, hun fysieke en morele moed. Het heeft iets sadistisch. De titel van het boek van Jan Siebeling: Pijn is genot is dan veelzeggend. Of zoals Lance Armstrong opperde: “Pijn is tijdelijk, opgeven is voor altijd.”
Slaven van de weg
Er zijn renners die dit uitstekend uitbeelden door hun stijl van rijden. Schokkerig, meestal een beetje scheef op de fiets, op het puntje van hun zadel. Alles beweegt door het wrikken. Pak de laatste Flandrien Briek Schotte, waarover wordt geschreven: “Zijn schouders leken zich van zijn romp te willen losrukken, zijn knieën hoekten wanhopig alle kanten op, zijn stuur stond op het punt los gewrikt te worden van het kader.” Jef Claerhout probeerde het geploeter van Briek Schotte in een kunstwerk vast te leggen. Het bronzen beeld, dat Briek in volle glorie toont, staat in diens geboorteplaats Kanegem (B).
Banner
Kunst is om de renners op te monteren tijdens een belangrijke wedstrijd. Zo stonden de ouders van Koos Moerenhout met een banner met een beeltenis van hun zoon langs de kant in de Tour van 2010 waarin hun zoon 52ste werd. Voor hun zoon was de banner een baken om op aan te sturen. Aan de goede kant van de weg snelheid minderen om een bidon aan te pakken. Die banner is volkskunst in optima forma, net zoals de gele vlaggen met de Vlaamse Leeuw die het parcours altijd in Vlaanderen omzomen.
Tijdloos
Volkskunst zijn ook de retro-wielershirts waarvan het wielershirt van Molteni de bekendste is. Eddy Merckx maakte het shirt van de Italiaanse worstenfabrikant wereldberoemd. Voor verzamelaars is dit een geliefd object. De retro’s zijn tegenwoordig van polyester; in de tijd van Merckx was dit shirt nog van merino wol.
Tijdloos zijn ook de posters/affiches die vaak op een ‘Toulouse Lautrec manier’ lijken te zijn geschilderd. In plaats van de vrouw in bed of op de sofa is het de coureur op de fiets die de blikvanger is.