Voetianen en coccejanen

Nadat eind zestiende eeuw de Republiek was gevestigd en de gereformeerde kerk hierin de bevoorrechte kerk was geworden, ontstond binnen de volgende generaties gereformeerden onenigheid over de uitgangspunten van de kerkelijke leer. Een belangrijk twistpunt was de overheidsbemoeienis in kerkelijke zaken. Een en ander kwam tot uitbarsting rond de benoeming van Wilhelmus Momma als predikant in Middelburg in 1676.

Portret van Wilhelmus Momma (1642-1677), predikant te Middelburg en professor aan de Illustre school. (Zeeuws Archief, coll. Zeeuws Genootschap, Zelandia Illustrata)

Portret van Wilhelmus Momma (1642-1677), predikant te Middelburg en professor aan de Illustre school (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

De eerste generatie reformatoren wilde de gereformeerde religie als de ware kerk in de nog jonge Republiek vestigen. Zeeuwse predikanten als Willem Teellinck, Godefridus Udemans en Jacobus Koelman hadden de overheid gevraagd om wetten die overeenkwamen met de gereformeerde leer en die deze ook beschermden. En zij riepen de gelovigen op een vroom leven te leiden. Onder latere ‘reformatoren’ ontbrandde een heftige strijd over wat de uitgangspunten van de kerkelijke leer zouden moeten zijn.

Coccejanen en voetianen

De reformatoren spraken de overheid regelmatig aan op onbijbelse zaken en verzetten zich tegen haar bemoeienis met kerkelijke aangelegenheden. Maar binnen de kerk ontstond tweespalt tussen de stroming van de orthodoxe voetianen (volgelingen van Voetius) en die van de liberalere coccejanen (volgers van Coccejus). De coccejanen hadden geen moeite met overheidsbemoeienis in kerkzaken. Daarom ijverde de overheid ervoor zoveel mogelijk coccejanen te benoemen.

Momma

In 1672 kwam het tot een conflict tussen de coccejanen en voetianen. De Middelburgse coccejaanse predikant Van der Waeyen zette het beroep door van de coccejaan Wilhelmus Momma. De classis en stadhouder Willem III waren tegen en de classis onthief Momma uiteindelijk uit zijn ambt. De Middelburgse magistraat had hierin echter ook zeggenschap en die zette de benoeming in 1676 door. Willem III kwam in september speciaal naar Middelburg om Momma alsnog af te zetten.

De coccejanen delfden vooralsnog het onderspit ten gunste van de voetianen. Dit veranderde echter toen Willem III in 1702 overleed en er in 1704 een fluwelen revolutie volgde. De orangistische leden binnen de stadsregering werden afgezet en de staatsgezinden namen hun plaats in. Daaronder bevonden zich hoofdzakelijk coccejanen.

Voetianen

De voetianen waren aanhangers van Gisbertus Voetius (1589-1676). Hij was theoloog, hoogleraar en predikant van gereformeerde huize. In verband met zijn verstrekkende invloed op de gereformeerde kerk wordt hij ook wel de ‘Utrechtse paus’ genoemd. De voetianen hebben zich sterk verzet tegen de afschaffing van de vervolging wegens hekserij.

Portret van Gisbertus Voetius, 1649. (Rijksmuseum)

Portret van Gisbertus Voetius, 1649 (Rijksmuseum Amsterdam).

Voetius had een afkeer van filosofie hetgeen volgens hem een voedingsbodem voor atheïsme was. De voetianen speelden een belangrijke rol bij het afzetten van Balthasar Bekker nadat deze in 1691 zijn geruchtmakende boek De betoverde weereld had uitgebracht. Hierin ontkent Bekker de mogelijkheid van hekserij en bestrijdt hij de heksenvervolging als bijgeloof.

Portret van Johannes Coccejus, 1655-1678. (Rijksmuseum)

Portret van Johannes Coccejus, 1655-1678 (Rijksmuseum Amsterdam).

Coccejanen

Johannes Coccejus (1603-1669) was een theoloog en filoloog, die belangrijk was voor de vroege reformatie. Hij is vooral bekend geworden door zijn twist met Voetius over de kerkelijke leer. Coccejus meende dat er verschil bestaat in de vergevingsgezindheid van God. In het Oude Testament is deze er nog niet, maar in het Nieuwe Testament wel (door het kruisoffer). Ook kon wat Coccejus betreft de sabbatheiliging worden afgeschaft. Die zou alleen betekenis hebben in de woestijn.