Illustre School in Middelburg

Zeeuwen die zich in de wetenschappen wilden bekwamen, moesten tot voor kort de provincie uit. Zeeland bezat tot 2004 geen universiteit. Op een aantal momenten in de zeventiende en achttiende eeuw was hier wel een onderwijsinstelling die bijna het universitaire niveau haalde: de Illustre School. De school bestond met wisselend succes. Hij werd herhaalde malen gesloten en dan toch weer opnieuw opgericht. Alle keren bleef de plaats waar de colleges werden gegeven dezelfde: in het Auditorium in de Abdij. Nu is dit de Wandelkerk, gelegen tussen de Nieuwe Kerk en de Koorkerk, achter de Lange Jan.

Predikanten en bestuurders

Middelburg zag in 1575 een eigen universiteit aan zijn neus voorbijgaan. Stadhouder Willem van Oranje gaf toen de eer aan Leiden. In deze Hollandse stad kwam de eerste universiteit in de Noordelijke Nederlanden. Middelburgse patriciërs vonden dat hun stad ook een instelling voor hoger onderwijs verdiende. Zij richtten in 1650 de Illustre School op. In het Auditorium in de Middelburgse Abdij vond de plechtige inwijding van drie hoogleraren plaats. Later zouden er nog twee hoogleraren bijkomen. De lessen waren vooral theologisch en filosofisch van aard. De bedoeling was om hier Middelburgse patriciërszonen op te leiden tot predikant, maar ook tot kundige bestuurders van stad en gewest. De school wist de hoogleraren echter niet aan zich te binden en kampte bovendien met een gebrek aan leerlingen. Tien jaar na het begin was de Illustre School al ter ziele.

Wilhelmus Momma, gravure door Joannes de Jongh, 1677-1684 (Rijksmuseum Amsterdam).

Wilhelmus Momma, gravure door Joannes de Jongh, 1677-1684 (Rijksmuseum Amsterdam).

Conflict

Een conflict tussen twee stromingen in de gereformeerde kerk zorgde tussen 1676 en 1678 voor een korte maar heftige opleving. De Middelburgse magistraat hing de ideeën van de theoloog Johannes Coccejus aan. Diens tegenhanger, Gisbertus Voetius, lag juist in de lijn van het orthodoxe kerkbestuur. Het stadsbestuur wilde de Coccejaan Wilhelmus Momma als predikant en hoopte dit door te drukken door hem alvast als hoogleraar aan de Illustre School te benoemen. Niet alleen de classis, ook de Staten van Zeeland en de stadhouder waren daar fel op tegen. Ze dwongen het ontslag van Momma af, die daarop Zeeland verliet. De enige overgebleven hoogleraar, Johannes de Mey, wist zich met moeite staande te houden.

Gezicht op de Nieuwe Kerk (links), Koorkerk (rechts) en Abdijtoren, 1700. Het Auditorium lag achter de toren. Potloodtekening door Johannes Arnoldus Daman (Zeeuws Archief, HTAM).

Gezicht op de Nieuwe Kerk (links), Koorkerk (rechts) en Abdijtoren, 1700. Het Auditorium lag achter de toren. Potloodtekening door Johannes Arnoldus Daman (Zeeuws Archief, HTAM).

Succes

De meest succesvolle periode beleefde de Illustre School in de achttiende eeuw. Na de heroprichting in 1709 sloot de instelling aan bij nieuwe ontwikkelingen in de wetenschap en werd er een brede reeks van vakken gedoceerd. Daaronder niet alleen theologie en filosofie, maar ook letteren, geschiedenis, ontleed- en heelkunde, rechten, medicijnen en verloskunde, wiskunde, natuurkunde en sterrenkunde. Overigens waren veel docenten ook predikant en was hun leerstoel vooral een middel van het stadsbestuur om hen als predikant aan Middelburg te binden.

Andreas Andriessen, predikant en hoogleraar aan de Illustre School. Gravure door George Kockers, 1796 (Rijksmuseum Amsterdam).

Andreas Andriessen, predikant en hoogleraar aan de Illustre School. Gravure door George Kockers, 1796 (Rijksmuseum Amsterdam).

Verbod

In 1808 kwam er een einde aan de Illustre School, omdat koning Lodewijk Napoleon de benoeming van nieuwe hoogleraren verbood. Pas een kleine 200 jaar later, in 2004, kreeg Zeeland met het University College Roosevelt een universitaire instelling binnen de provinciegrenzen. Deze zetelt niet op de plek van het oude Auditorium in de Abdij, maar in het historische stadhuis op de Markt.

Literatuur

Jeanine Dekker e.a. (red.), De Abdij van Middelburg, Utrecht 2006.
W. Frijhoff, Zeelands universiteit: hoe vaak het mislukte, en waarom, in: Archief KZGW 1987, 7-41.