Vlinders op en rond het Zeeuwse erf

Op de erven in Zeeland zijn diverse dagvlinders te verwachten. Vlinders houden van warmte en beschutting, daarom biedt een erf met veel bomen, struiken en planten meer kansen voor vlinders dan een open erf. Veel van deze vlinders zijn afhankelijk van planten die door de meeste eigenaren als onkruid bestempeld worden, zoals brandnetels en distels. Hier worden de eitjes op afgezet en de rupsen leven van deze planten. Het blijkt essentieel voor de voortplanting van de vlinders dat we niet te netjes zijn en niet te snel naar de gifspuit grijpen. Indien de rupsen verpopt zijn tot vlinders, zijn ze minder afhankelijk van bepaalde plantensoorten en kunnen ze nectar vinden op allerlei soorten bloemen.

Dagpauwoog (foto Sander van der Veeken).

Dagpauwoog (foto Sander van der Veeken).

Meest voorkomende soorten

De witjes worden vaak onder de noemer koolwitje geplaatst. Toch zijn er 3 verschillende soorten: Groot koolwitje, Klein koolwitje en Klein geaderd witje. Wie goed naar de vlinders kijkt kan de verschillende soorten goed onderscheiden. De vlinders, met name de rupsen hebben een slechte naam: ze kunnen een ware plaag vormen op de koolplanten. De beste remedie is er een net over te spannen. Niet alleen op koolplanten worden de eitjes afgezet. Dit gebeurt ook op andere planten uit de familie van de kruisbloemigen. De witjes zijn de gehele periode tussen maart en half oktober te zien. Een andere zeer fraaie soort is het Boomblauwtje. Dit kleine zilverblauwe vlindertje is beduidend minder algemeen, maar kan toch op de meeste erven aangetroffen worden. Ze vliegen in twee generaties: midden april tot eind mei en juli tot eind augustus. Een gevarieerde beplanting waarin klimop en vuilboom zijn opgenomen zijn ideaal voor deze soort. Op deze planten zet het boomblauwtje de eitjes af. De vuilboom is bovendien rijk bloeiend en levert veel voedsel voor allerlei soorten insecten.

Klein geaderd witje (foto Alex Wieland).

Klein geaderd witje (foto Alex Wieland).

De Gehakkelde Aurelia is een fraai oranje vlinder die de laatste decennia is toegenomen. Met dichtgevouwen vleugels lijkt de soort net op een blad. De voedselplanten voor de rupsen zijn onder andere grote brandnetel, hop en iep. Deze soort overwintert als vlinder in een houtstapel of in een schuurtje. De Kleine vos en Dagpauwoog zetten ook de eitjes af op brandnetels. In tegenstelling tot de vorige soort zijn deze soorten de laatste decennia in aantal afgenomen. Zeer waarschijnlijk hebben de wat minder koude, vochtige winters hier mee te maken. Voor de overwintering hebben deze vlinders liever droge koude winters. De tekeningen en kleuren van deze vlinders zijn werkelijk prachtig. Op vlinderstruiken kunnen deze vlinders in “goede” jaren massaal voorkomen.

Enkele jaren geleden werden er proeven uitgevoerd met speciale akkerranden voor vlinders. Naast de ingezaaide bloeiende kruiden groeiden er ook spontaan brandnetels in de akkerrand. Deze mochten destijds volgens de landelijke voorschriften bestreden worden. Groot was de teleurstelling dat de in de vlinderrand aanwezige brandnetels inclusief de vele rupsen van de Dagpauwoog bespoten waren. Ook de betreffende landbouwer vond het, nadat we hem erop gewezen hadden, erg spijtig. Een leermoment. Goede voorlichting blijkt essentieel. Het Bont Zandoogje komt voor op plaatsen waar de combinatie bomen/struiken en grassen te vinden zijn. Deze soort is de laatste decennia toegenomen. Bomen en struiken zijn belangrijk voor nectar voor de vlinders. De eitjes worden afgezet op grassen als kweek en kropaar. Het gefaseerd maaien van de grazige vegetaties op en rond het erf biedt meer overlevingskansen voor deze vlinder.

Bont zandoogje (foto Sander van der Veeken).

Bont zandoogje (foto Sander van der Veeken).

Trekvlinders

Een tweetal andere soorten behoort tot de trekvlinders. De Atalanta trekt vanuit Zuid Europa naar het noorden. De Distelvlinder komt zelfs vanuit Noord Afrika. De aantallen in ons land van deze soorten variëren jaarlijks. Dit is afhankelijk van de weersomstandigheden op de trekroute. De vlinders zijn erg fragiel en worden meer met de wind meegeblazen dan bijvoorbeeld vogels. De eerste vlinders van beide soorten komen in het voorjaar in Nederland aan. Ze planten zich hier dan voort. De Atalanta legt de eitjes op brandnetels, de Distelvlinder heeft distels als waardplant. Voor nectar van de vlinders hebben diverse kruiden en struiken de voorkeur. De vlinderstruik is weer een hele goede, maar ook de in Zeeland zwart gemaakte distels zijn heel waardevol voor de vlinders. In het najaar proberen de vlinders terug te trekken naar het zuiden. Tijdens een vakantie in de Pyreneeën in oktober zagen we dagelijks honderden vlinders die probeerden de bergen te passeren. Dit lukte alleen op het heetst van dag bij weinig wind. Over het algemeen kunnen ze in Nederland niet overwinteren.

Wie meer wil weten kan het boekje ‘Dagvlinders in Zeeland’ raadplegen. Deze uitgave van de Vlinder- en Libellenwerkgroep Zeeland en Stichting Het Zeeuwse Landschap is te verkrijgen via Het Zeeuwse Landschap of in de betere boekhandel.

Dit verhaal verscheen eerder in De boom in, 2011 nr. 2, kwartaaluitgave van Stichting Landschapsbeheer Zeeland. Geschreven door Alex Wieland.