Veldnamen; een verdwijnende traditie?

Ten zuiden van het natuurreservaat in de Yerseke Moer ligt de Zoute Wegeling. Het is een van die karakteristieke, doodlopende weggetjes waar het Zeeuwse oudland zo rijk aan is. Daar zijn enkele prachtige, hollebollige weilanden bij de ruilverkaveling gespaard gebleven, hoewel ze buiten het reservaat liggen. Natuurlijk is daar destijds door beleidsmakers flink wat overleg over gevoerd en gediscussieerd en bij die vele overlegmomenten ontstond spontaan een naam voor het gebiedje: de ‘Stropdas’. Eén blik op de kaart maakt duidelijk waar die naam op gebaseerd is: de vorm.

Het omgekeerde deed zich er ook voor. Omringd door reservaatgronden vormt een grootschalige akker er een ‘landbouwenclave’. Gelegen in de kromming van de Reeweg werd het gebiedje de ‘Oksel’ gedoopt. Nog een voorbeeld: een langgerekt stukje reservaat ten zuiden van de Koude- en Kaarspolder wordt wel de ‘Appendix’ genoemd. Inderdaad, het wormvormig aanhangsel. Die spontaan ontstane veldnamen borduren voort op een eeuwenoude traditie.

De vorm

Het is geen toeval dat veldnamen juist in oudere polders wijdverbreid zijn. De grootschalige rechte percelen in de polders die vanaf de zeventiende eeuw bedijkt werden hadden geen veldnamen nodig. Bovendien trof je daar geen vormen aan die de fantasie prikkelden, zoals dat in de oudere polders wel het geval was.

Het ‘Bielenweitje’ heeft heel sprekend de vorm van een bijl. Het ‘Koekiesder’ (Koekijzer), de ’Stoelleuning’ en de ‘Liepen ‘Oek’ (liep = scheef) verwijzen ook allemaal naar de vorm van percelen, evenals de ‘Brilletjes’. Deze naam komt trouwens minstens twee keer voor. Namelijk voor twee weeltjes tussen Heinkenszand en ’s-Heer-Arendskerke, en net zo’n paar langs de Brilletjesdijk, ten zuidwesten van Nisse. Het komt heel vaak voor dat veldnamen op meerdere locaties gebruikt zijn.

Kwaliteit van de grond

Veel veldnamen vormen een verwijzing naar de kwaliteit van de grond. Iemand die boert op de ‘Vetlappe’, de ‘Goudmijn’ of de ‘Broadkiste’ zit wel goed. Waarschijnlijk verwijst ook de veldnaam ‘Pond Beuter’ naar een meer dan gemiddelde opbrengst. Minder goed zat je als boer als je je brood moest verdienen op ‘’t Uutgeputte Land’, waar waarschijnlijk letterlijk (klei)putten uitgegraven waren. Het ‘Waetergat’, ‘’t Verdrienk’ en het ‘Modderstik’ waren veel te nat voor de landbouw. De veldnaam ‘Java’, voor een nat perceel bij Baarland, verwijst naar de sawa’s; ondergelopen rijstvelden, bekend uit het verre oosten. Ook namen als de ‘Plaege’, ‘’t Verderf’, de ‘Stienkerd’ en de ‘Pikpot’ verwijzen naar stukken grond die, mogelijk om uiteenlopende redenen, maar magere opbrengsten opleverden.

De ligging

Een slechte kwaliteit is één ding; sommige percelen waren minder in trek omdat ze moeilijk bereikbaar of heel erg afgelegen waren. De ‘Ongelege Weie’ is een wel heel directe verwijzing, maar vaak gebruikte men toponiemen van verre oorden, om aan te geven dat een stuk grond ver weg lag. Zo kent de kust van Noord-Beveland ergens tussen Wissenkerke en Colijnsplaat ‘Bohemen’ en ‘Canada’ ligt behalve in Noord-Amerika ook in de Kapelse Moer. ‘Siberië’ en ‘Turkeye’ waren ook moeilijk bereikbare oorden, al liggen ze volgens huidige begrippen vlak in de buurt.

Familienaam

Let op: niet altijd is een naam wat het lijkt. ‘Gelderland’, langs de Kattendijkse dijk bij Goes, heet zo omdat ooit de familie Gelder eigenaar was van dit stuk grond. Familienamen zijn vaker aanleiding voor veldnamen geweest, zoals bij ‘Deurloo’ en ‘’t Bergje van Vermeule’.

Natuur

Namen die verwijzen naar de plaatselijke natuur zijn schaars, maar komen wel voor. Zo kent de omgeving van Kloetinge het ‘Kobienist’ (Kiekendiefnest) en ligt bij Schore de ‘Endekwekke’ (eendenkwaak). De ‘Boenksoenkvalle’ (bunzingval) ligt ten noorden van ’s-Gravenpolder en het ‘Oâievaersnist’ in de omgeving van Ovezande. De laatste naam verwijst echter niet naar een ter plekke gelegen nest van de ooievaar, maar een groot gezin in de buurt, waar deze vogel heel wat bezoekjes had gebracht.

Onduidelijk

Niet altijd is de herkomst van oude veldnamen duidelijk. We tasten in het duister over namen als de ‘Vlieguut’, ‘’t Krakeel’ en ‘Moai Bezoek’. ‘’t Rafoelje’, in de buurt van de Beatrixlaan in Goes, verwijst mogelijk naar een oud verdedigingswerk (Ravelijn), maar daar is geen zekerheid over.

Veldnamen anno nu

De aanwezigheid van een vliedberg is bijna altijd in plaatselijke veldnamen terug te vinden. Wanneer een vliedberg is afgegraven kan een veldnaam helpen om de herinnering levend te houden, zoals bijvoorbeeld bij de Bergweg in Goes. Deze stad heeft trouwens een complete wijk waar de straatnamen op oude veldnamen gebaseerd zijn. Historisch geograaf Alwin Baart selecteerde die namen voor de wijk Mannee, aan de noordoostkant van Goes. We vinden er onder meer het ‘Land van Straub’ (een voormalige grondeigenaar ter plekke), het ‘Doornbosje’ en de ‘Karremansweidjes’.

Het af en toe ontstaan van nieuwe veldnamen ten spijt, worden veldnamen steeds minder gebruikt. Daarmee gaat ook een stukje cultuurhistorie verloren.

Bron

ZEEUWSLANDSCHAP 32 (2016) 1