Polderjongens en het Kanaal door Walcheren
Overal vandaan kwamen ze: de polderjongens die het Kanaal door Walcheren uitgroeven. Ze verrichtten zwaar werk, maakten lange dagen en leefden in beroerde omstandigheden. Er ontstond een grimmige sfeer toen polderjongens uit Nederland de Belgische grondwerkers ervan betichtten tegen lagere lonen te werken. Op diverse plaatsen kwam het tot gewelddadigheden, waarna de Belgen het eiland verlieten. Met harde hand werd de orde hersteld.
De aanleg van het kanaal en de spoorlijn was een geweldig karwei: alles ging nog met de hand en de schop. Het duurde dan ook tot 1872 voordat het werk gereed was. Veel machines waren er nog niet. Grondwerkers – de zogenaamde polderjongens – verrichtten dus het meeste graafwerk. Dit harde en zware werk vergde lange dagen: van ’s morgens 5 uur tot ’s avonds 7 uur. In weer en wind. De duizenden werklieden kwamen overal vandaan. Zij leidden feitelijk een zwervend bestaan en trokken van werk naar werk. Ze woonden in barakken, de zogenaamde keten.
Opstand
In de nacht van 25 op 26 april 1869 brak een grote staking uit onder de werklieden aan de spoorweg- en kanaalwerken. Dat wil zeggen onder de Nederlandse polderjongens. Voorafgaand aan de staking maakten honderden arbeiders een grote tocht over Walcheren. De actie ging gepaard met gewelddadigheden tegen Belgische polderwerkers.
Doel van dit alles: het verjagen van de naar schatting duizend Belgische arbeiders. De belangrijkste reden leek het verschil in beloning te zijn. De Belgen namen genoegen met minder geld dan de Nederlanders en bedreven dus oneerlijke concurrentie.
Leve de koning!
In Middelburg hield men soldaten van het garnizoen achter de hand voor het geval de zaak uit de hand zou lopen. Het bleef lang onrustig in de stad. Grote groepen polderjongens liepen zingend en roepend (‘Leve de koning! Weg met de Belgen!’) door de Zeeuwse hoofdstad. De actie miste zijn uitwerking niet: de meeste Belgen verlieten Walcheren.
De commissaris des Konings verzocht de minister van Binnenlandse Zaken om huzaren en marechaussees naar Walcheren te sturen. Samen met het Middelburgse garnizoen herstelden zij de orde.Rust hersteld
De gemoederen kwamen weer tot bedaren. Op 29 april 1869 kon de commissaris de minister melden dat het volk weer aan het werk was en dat de rust was hersteld. Na deze opstand werkten de mannen gestaag door.
Literatuur
Rens Koole, ‘Zie, daar ga ik al de Belgen mee dood slaan’; de aanleg van spoor- en kanaalwerken in Walcheren, 1867-1873, in: A. Doedens (red.), Autoriteit en strijd, elf bijdragen tot de geschiedenis van collectief verzet in de Nederlanden met name in de eerste helft van de negentiende eeuw, Amsterdam 1981.