Paalhoofden

door Jan Kuipers

Een basisschool, straat, vakantiehuis of frituurtent: in Zeeland kunnen ze allemaal de naam ‘paalhoofd’ dragen. En op Walcheren heette een slecht gebit ook wel een ‘(oud) paalhoofd’. Paalhoofden zijn vanzelfsprekend in Zeeland. De stranden zijn ondenkbaar zonder de enkele of dubbele palenrijen. Het zijn golfbrekers om afkalving van strand, duinreep of rivieroever tegen te gaan. Aan de Noordzeekust van Walcheren en Schouwen staan naar schatting bijna honderdduizend palen. We zien ze ook aan de Westerschelde, zoals het al in 1890 vermelde Groot en Klein Paalhoofd bij Bakendorp (Baarland), of aan de voormalige zeearm het Veerse Meer.

Paalhoofd bij Westenschouwen (foto H.M.D. Dekker).

Paalhoofd bij Westenschouwen (foto H.M.D. Dekker).

Een paalhoofd kan meer dan zevenhonderd individuele palen omvatten, met een lengte van 3,50 tot meer dan 4,50 meter en een doorsnede van enkele decimeters. Ze waren doorgaans van eikenhout, omdat dit hout het minstens 15-25 jaar uithoudt. De afstand tussen paalhoofden op de stranden bedraagt zo’n 100 tot 300 meter. Ze maken met het strand en de achterliggende duinkust deel uit van de ‘natuurlijke hoofdwaterkering’.

De paalhoofden zijn ook belangrijk als maritiem ecosysteem: leefgebied voor mosselen, krabben, vissen, zeesterren en andere kleine zeedieren. Ook groeit er wier en kelp. Vissen komen hier graag foerageren. De stroming tussen en omheen de palen zorgt voor een goede dynamiek, maar is ook gevaarlijk voor zwemmers.

Heiwerk aan een paalhoofd bij Westkapelle (ZB, Beeldbank Zeeland).

Heiwerk aan een paalhoofd bij Westkapelle (ZB, Beeldbank Zeeland).

Gewoon en bijzonder

Er zijn ‘gewone’ en bijzondere paalhoofden, zoals het van een plankier voorziene Zuiderhoofd of Grôôt ‘Ôôd bij Westkapelle: een dubbele palenrij met loopplankier, honderd meter lang en 2,80 meter breed. Dit in 2011 gerestaureerde hoofd dateert van 1907, maar gaat terug op oudere voorgangers. Sinds 2022 is de plankier helaas onbegaanbaar en denkt het waterschap na over hoe dit paalhoofd kan worden behouden voor de toekomst.

De West-Zeeuws-Vlaamse kust tussen Cadzand-Bad en Breskens biedt het hele spectrum van kustverdediging: duinen en dijken, stenen dammen, hoofden met houten palen. Bijzonder zijn het staketwerk en beschoeiingen bij het tijhaventje van Nieuwe Sluis ten westen van Breskens, waar in 1990 het ‘Monument van de Zeeuwse waterwerker’ van Jaap Boekhout (1990) werd geplaatst.

Historie

De historie van het paalhoofd gaat ver terug. Op de Scheldekaart van 1504, de eerste overzichtskaart van de Zeeuwse delta, zien we enkelvoudige paalhoofden bij Zoutelande en Dishoek op Walcheren. Een veel uitgebreidere weergave biedt het panorama van Walcheren van Antoon van den Wijngaerde (circa 1550). Plaatsing van paalhoofden diende nu ook ter bescherming van de jonge Westkappelse zeedijk. Aan de hoofden legde men ook scheepjes vast.

Enkelvoudige paalhoofden bij Zoutelande en Dishoek op de Scheldekaart, 1504.

Enkelvoudige paalhoofden bij Zoutelande en Dishoek op de Scheldekaart, 1504.

Aan het begin van de achttiende eeuw begon men te experimenteren met nieuwe verdedigingstechnieken van strand en duin. Er werden rijshoofden met steenbezetting en ‘betuiningen’ (heiningen) geplaatst; later legde men vooral stenen hoofden en hoofden met staketwerk aan. Aan het begin van de negentiende eeuw maakten de staketwerken plaats voor stenen hoofden met enkele of dubbele palenrijen. Open palenrijen zonder steenbekleding verschenen op Walcheren en Schouwen vooral na de Tweede Wereldoorlog.

Paalworm

Bezinning op betere methoden van kustverdediging werd urgent door de verwoestende werking van de paalworm. Rond 1732 woedde in Westkapelle (en andere delen van Nederland) een ernstige epidemie van dit weekdier, dat in onze wateren terechtkwam als gast van uit de Oost terugkerende VOC-schepen. Paalwormen boren lange gangen in hout, zodat dit zijn weerstand verliest. Schoeiingen, paalhoofden, rijshout – de paalworm lustte het allemaal. Men hield in 1732 speciale bidstonden om de dreiging af te wenden, maar ook het wetenschappelijk onderzoek nam toe. Pas in de twintigste eeuw kon de paalworm effectief worden bestreden door toepassing van geïmpregneerd hout.

Door paalworm aangevreten hout, 1731-1733 (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

Door paalworm aangevreten hout, 1731-1733 (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

Dure maatregelen

Kort voor 1800 ontstond een discussie over het nut van paalhoofden voor het behoud van de stranden. Dit hield ook verband met de financiële malaise en materiaalschaarste gedurende de Bataafs-Franse tijd (1795-1813). Het onderhoud aan paalhoofden en staketwerk was peperduur geworden, omdat het hout wegens de paalworm met kopspijkers beslagen moest worden.

De Zeeuwse waterbouwkundige Andries Schraver kwam met zijn jonge assistent Abraham Caland in 1808 met een gedeeltelijke oplossing: het afzagen van een deel van de palen. Als eerste werd een aantal paalhoofden recht voor Domburg afgezaagd. Deze praktijk is voortgezet tot ongeveer 1830, maar het nut was niet echt aantoonbaar. Sinds 1855 legde men op de Walcherse stranden weer nieuwe paalhoofden aan.

Paalhoofd bij Westduin Vlissingen (foto H.M.D. Dekker).

Paalhoofd bij Westduin Vlissingen (foto H.M.D. Dekker).

Vanaf 1990, na de voltooiing van het Deltaplan, heeft verplaatsing en aanvulling van paalhoofden plaatsgevonden, in samenhang met het nieuwe verdedigingsmiddel van de zandsuppletie. Om de kustlijn te handhaven worden om de drie tot vier jaar lagen zand op de stranden aangebracht, waardoor de paalhoofden tijdelijk grotendeels of helemaal onder het zand verdwijnen.

Het paalhoofd als icoon

In 2008 won fotografe en auteur Pauline van Lynden de Zeeuwse Boekenprijs met haar paalhoofdenboek Donkere Palissaden. De Provincie Zeeland zette de Zeeuwse paalhoofden vervolgens op haar monumentenlijst. Bevlogen recensenten en beschouwers spreken sindsdien over de paalhoofden als ‘het Zeeuwse Stonehenge’ of ‘beschuimde bulten’. Paalhoofden vormen zeker geen nieuwe fascinatie voor artistieke geesten. Piet Mondriaan schilderde in Domburg al in 1915 zijn abstracte ‘Compositie 10 in zwart wit’ (‘Pier en oceaan’), een klassiek geworden werk waarin de Domburgse paalhoofden een ritmische eenheid vormen met de golven en de sterrenhemel.