Het Zuiderhoofd bij Westkapelle
In Westkapelle wordt het ’t Grôôt ‘Ôôd genoemd, maar officieel heet het Het Zuiderhoofd. Het paalhoofd met loopplankier bij Westkapelle dateert in deze vorm uit het begin van de twintigste eeuw, maar gaat op veel oudere paalhoofden terug.
Cassiershoofd
Al een half millennium beschermt een dijk bij Westkapelle de westkust van Walcheren tegen de zee. Ten zuiden van Westkapelle ligt een duingebied en daar waar de zeedijk en de duinen (met het strand) op elkaar aansluiten, ligt het Zuiderhoofd. Ter bescherming van deze aansluiting stonden er al eeuwen extra lange paalhoofden in zee, later ook een paalhoofd met een plankier erop. De plaats en richting van de paalhoofden, die in eerste instantie (Oud-)Cassiershoofd heetten, werd in de loop van de tijd meermalen gewijzigd.
Plankiershoofd
Kort na het midden van de negentiende eeuw werden in de Polder Walcheren – het toenmalige waterschap – plannen gemaakt voor de bouw van een nieuw paalhoofd op de plaats van het Cassiershoofd. Dit was noodzakelijk om strandverlies tegen te gaan op de plek waar duin en dijk op elkaar aansloten. Het nieuwe paalhoofd zou bovendien gebruikt gaan worden voor de aanvoer van materialen die benodigd waren bij werkzaamheden aan de zeedijk. Daarom zou het paalhoofd een plankier krijgen. Het Plankiershoofd, zoals het werd genoemd, werd in 1858 gebouwd van eikenhouten palen. Het was 73 meter lang. Vrijwel meteen na de bouw bleek dit al te kort en in 1861 werd het hoofd met 20 meter verlengd. De breedte bedroeg 4,80 meter en het plankier lag 1,70 meter boven het gemiddelde hoogwaterpeil.
Aanleg van een nieuw paalhoofd
Het Plankiershoofd was in 1906 dusdanig versleten, dat in dat jaar besloten werd tot de bouw van een nieuw paalhoofd. Het werd enkele meters zuidelijker opgetrokken van vierkante palen van groenharthout, die machinaal werden geheid. Het was 100 meter lang en 2,80 meter breed. Alle palen kregen een gietijzeren kap. Het feit dat het werk was aanbesteed aan een aannemersbedrijf van buiten Westkapelle, was tegen het zere been van de Westkappelse dijkwerkers. De verhoudingen tussen de commies van de Polder en de dijkwerkers waren toch al niet al te best. De aanbesteding van het nieuwe Plankiershoofd leidde tot een nieuwe staking onder de dijkwerkers.
Gebruik en onderhoud
Het Zuiderhoofd diende, nadat het in 1907 gereed was, niet alleen als paalhoofd en als losplaats voor dijkmaterialen. Ook werden er loodsen afgezet en werd het recreatief gebruikt.
Het paalhoofd kwam zwaar beschadigd uit de Tweede Wereldoorlog. Het plankier, dat al in de oorlogsjaren was verwijderd, kwam maar gedeeltelijk terug, namelijk als een looppad van zo’n 55 cm breed aan de rechterkant van het paalhoofd. In de jaren zestig werd de breedte van dit looppad verdubbeld; in de jaren tachtig kwam een volledig plankier terug, alsmede een reling aan beide kanten. Onderhoud bleef voortdurend nodig, want door de inwerking van het zoute zeewater, dat bij hoge golven over de planken slaat, heeft het hout veel te lijden. De laatste opknapbeurt werd in 2011 afgerond, maar door stormschade en achterstallig onderhoud bevond het zich in 2022 alweer in slechte toestand. Zo slecht, dat de plankier deels is afgesloten. Zonde, want het loopplankier is tegenwoordig ook geliefd bij (sport)vissers en zwemmers (die er vanaf duiken). Het waterschap doet momenteel onderzoek naar een oplossing (2023).
Locatietheater
In 2015 was deze plek een van de locaties van het Zeeland Nazomerfestival en werd er het stuk Een Zomerdag van Jon Fosse opgevoerd, onder regie van Ilmer Rozendaal. De locatie bij zee werd bij uitstek geschikt gevonden voor dit theaterstuk, dat gaat over een rusteloze jonge man die in een gammel bootje de zee verkent en op een dag niet meer thuis komt, en over zijn jonge vrouw die de rest van haar leven gevangen blijft in de vraag of zijn dood een ongeluk of zelfmoord was. De nabijheid van de zee op deze plek, de geur van het zilte water en de in Zeeland vertrouwde problematiek van mannen die vermist blijven op zee, versterkten de uitvoering van dit stuk.