Zeeland en de VOC

door Jan Kuipers

De in 1602 opgerichte Verenigde Oost-Indische Compagnie was de eerste naamloze vennootschap (met een in aandelen verdeeld kapitaal), de eerste multinational en lange tijd het grootste handelsbedrijf ter wereld. De Kamer Zeeland was na de Kamer Amsterdam de belangrijkste ‘afdeling’ van deze kolos. De Zeeuwse VOC-kantoren en de VOC-werf waren in Middelburg gevestigd.

Specerijen

Aanvankelijk ging het vooral om de handel in specerijen, met name in peper. In de achttiende eeuw werd deze overvleugeld door producten als zijde, thee en porselein. De specerijenhandel was tot het einde van de zestiende eeuw in Portugese handen. Portugal kwam in 1580 aan de Spaanse kroon (Filips II) en raakte daardoor óók in oorlog met de Nederlanden. Een handelsverbod en stijgende prijzen noopten de Hollanders zelf specerijen te gaan halen in Oost-Indië. Met het geld van negen kooplui, verenigd in de ‘Compagnie van Verre’, begon in 1595 ‘de eerste Schipvaart’ naar Azië. Tweeënhalf jaar later keerden drie van de vier schepen met slechts 87 van de oorspronkelijk 249 man terug in Amsterdam. De opbrengst van de meegebrachte peper was net voldoende om de kosten te dekken.

Zeeuwse voorcompagnieën

De ‘Eerste Schipvaart’ werd gevolgd door vloten van negen tot twaalf later zo genoemde voorcompagnieën. Het juiste aantal is moeilijk te bepalen, omdat er onderling ook samenwerkingsverbanden waren. De voorcompagnieën waren gelegenheidsconfiguraties van verschillende geldschieters en belanghebbenden voor de duur van één expeditie. Er waren behalve onder meer de Nieuwe Compagnie, de Verenigde Compagnie Amsterdam en de Rotterdamse Compagnie ook Zeeuwse ondernemingen: de Compagnie van De Moucheron, de Veerse Compagnie, de Middelburgse Compagnie en de Verenigde Zeeuwse Compagnie.

Zegelstempel van de Kamer Zeeland (Zeeuws Museum, Middelburg, foto H.M.D. Dekker).

Zegelstempel van de Kamer Zeeland (Zeeuws Museum, Middelburg, foto H.M.D. Dekker).

Oldenbarnevelt

In de jaren 1595-1602 reedden de voorcompagnieën in Holland en Zeeland in vijftien expedities 65 schepen uit op Azië. Het belang van de voorcompagnieën lag eerder in het levend houden van de vaart op Indië dan in de grootte van de winsten. Een tijdgenoot meldde immers dat men elkaar ‘het geld uit de beurs en de schoenen van de voeten’ zeilde.

Landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt dacht dat één grote en verenigde compagnie een krachtig economisch en militair instrument zou zijn. De inkomsten konden immers de oorlog tegen Spanje mede financieren. Oldenbarnevelt dwong de compagnieën te fuseren. Zo kwam in 1602 de ‘Generale Vereenichde Geoctroyeerde Compagnie’ tot stand.

Vier Zeeuwse ‘heeren’

De VOC was onderverdeeld in zes Kamers (regionale afdelingen). Aan het hoofd van de Compagnie stonden zeventien Bewindhebbers: de ‘Heeren XVII’. Acht Heeren zaten voor de Kamer Amsterdam, vier voor de Kamer Zeeland, en één voor elk van de Kamers Delft, Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen. Het zeventiende lid werd bij toerbeurt afgevaardigd door Zeeland en één van de vier kleine Kamers. Het doel hiervan was om te voorkomen dat Amsterdam een absolute meerderheid zou hebben – een constante vrees in de gelederen van de tweede grote speler, de Kamer Zeeland.

Kamer Zeeland

Het door de Zeeuwen in 1602 ingelegde kapitaal bedroeg 1,3 miljoen gulden (Amsterdam droeg 3,7 miljoen bij). De eerste Zeeuwse Bewindhebbers, genoemd in het octrooi van 20 maart 1602, waren Andriaan Henriksz ten Haaf, Jacob Boreel, Jan Lambrechtsz Coele, Jacob Pieteresz de Waard, Cornelis Meuninks, Adriaan Bommenee, Laurens Bacx, Everhart Bekker, Aarnout le Clercq, Aarnout Verhoeven, Gerard van Schoonhoven, Nicolaas Pietersz, Balthasar van Vlierden en de bekende reder en koopman Balthasar de Moucheron. Vier van hen werden afgevaardigd naar de Heeren Zeventien. De Moucheron had zich na de val van Antwerpen (1585) in Middelburg en later Veere gevestigd. In 1603 moest hij echter als bankroetier heimelijk vertrekken.

De Middelburgse VOC-werf, tekening Jan Arends, 1778 (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

De Middelburgse VOC-werf, tekening Jan Arends, 1778 (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

Grootste werkgever

Ruim 221.000 personen hebben voor de Kamer Zeeland dienst genomen op een reis naar Azië, van wie ongeveer 50.000 Zeeuwen. In de hoogtijdagen werkten zo’n 1.000 Zeeuwen op de VOC-werf, de kantoren en pakhuizen en dergelijke in Middelburg, en ongeveer 2.000 elders. ‘Zeeuwse’ had overigens een relatieve betekenis: de VOC was in het Zeeuwse eilandenrijk vooral een Walcherse zaak. De Kamer Zeeland was in elk geval zeer belangrijk voor de plaatselijke en regionale economie, zoals ook gold voor de andere Kamers: zij was de grootste werkgever in Middelburg en had rekenmeesters, boekhouders, een equipagemeester en vele andere beambten in dienst. Ook waren er de vaklui en knechts op de werf en mensen van toeleverende bedrijven voor uitrusting, proviandering en zo meer (66 bakkers in de latere achttiende eeuw bijvoorbeeld). Toch wijzen de cijfers uit, dat de VOC maar ongeveer 10 procent van alle werkgelegenheid in de Zeeuwse scheepvaart heeft geleverd.

Werf

Een grote VOC-werf werd achter de Korendijk gevestigd. In 1603 besloot het stadsbestuur dit binnenwater met een sluis getijdevrij te maken en het tot dok in te richten. Op het aangrenzende terrein kwamen werven, onder andere voor de VOC. Blijkens het jaartal 1616 op de gevelsteen in de muur van de voormalige smederij was de werf toen in gebruik. Dwars op het bedrijfspand werd een groot huis voor de opper-equipagemeester gebouwd (aan de huidige Maisbaai). Ook dit pand draagt het monogram van de VOC en het jaartal 1616. Op de Middelburgse werf zijn in de periode 1602-1794 ongeveer 336 schepen te water gelaten.

Huis van de equipagemeester in Middelburg (foto H.M.D. Dekker).

Huis van de equipagemeester in Middelburg (foto H.M.D. Dekker).

Oost-Indisch Huis

Tot 1628 huurde de Kamer Zeeland kantoorruimte, maar in mei van dat jaar kocht zij het huis ‘Biggekercke’ in Middelburg. Achter dit huis werd in 1630 een nieuwe vleugel gebouwd met een grote bewindhebberskamer. In 1693 werd het buurpand ‘de Hulck’ aangekocht ten behoeve van het kantoorpersoneel. Dit intussen indrukwekkende Oost-Indisch Huis was gesitueerd tussen Rotterdamse Kaai en Breestraat. De voorgevel had ongeveer dezelfde grootte als die van het Maagdenhuis aan het Spui in Amsterdam, en vertoonde daarmee ook grote gelijkenis. Met een broodnodige renovatie begon men pas in 1710.  Het complex is vernietigd door de beschietingen en stadsbrand  op 17 mei 1940, het bekende ‘bombardement van Middelburg’ dat grote schade toebracht aan de historische binnenstad.

Het Dok in Middelburg, links de Rotterdamse kaai met het in 1940 verwoeste Oost-Indisch huis, opname 1935-1939 (Zeeuws Archief, HTAM-B-0193).

Het Dok in Middelburg, links de Rotterdamse kaai met het in 1940 verwoeste Oost-Indisch huis, opname 1935-1939 (Zeeuws Archief, HTAM-B-0193).

Het einde

Vele factoren droegen bij aan de neergang en het einde van de VOC: Engelse en Franse concurrentie, de gigantische kosten van het bestuurs- en militaire apparaat en niet te vergeten de enorme corruptie. Een bekend grapje werd later de verklaring van de afkorting VOC als ‘Vergaan Onder Corruptie’. De Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) werd de economische genadeklap, de Franse bezetting in 1795 de organisatorische. De Compagnie is opgeheven in 1799, het octrooi werd voor het laatst verlengd tot 31 december 1800.

Literatuur en bronnen

V. Enthoven, ‘Veel vertier’; de Vereenigde Oostindische Compagnie in Zeeland, een economische reus op Walcheren, in: Archief; mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1989, 49-127.
Johan Francke, De VOC-kamer Zeeland, in: Jan J.B. Kuipers & Johan Francke, Geschiedenis van Zeeland. De canon van ons Zeeuws verleden, Zutphen 2009, 83-86.
F.S. Gaastra, De geschiedenis van de VOC, 10de dr., Zutphen 2009.
Jan J.B. Kuipers, De VOC; een multinational onder zeil, 1602-1799, Zutphen 2014, 2de dr. 2016.

Websites
voc-kenniscentrum.nl
vocsite.nl