Naerebouts dakpannen

door Jan Kuipers

In de nacht van 29 op 30 augustus 2005 is bij het Goese Sas een gedenksteen onthuld voor Zeelands beroemdste loods Frans Naerebout (1748-1818). Naerebout verwierf zijn grootste faam door het redden van 86 opvarenden van de ‘Woestduyn’ in een vliegende storm vóór de Walcherse kust (1779). Zijn laatste, armoedige levensfase sleet hij echter als lichtopsteker en havenmeester bij het Goese Sas. Het lichtbaken en Spartaanse woninkje ter plaatse zijn na Naerebouts dood door de oprukkende Oosterschelde opgeslokt. Van deze verdronken structuren zijn aan het begin van deze eeuw enige waarschijnlijke resten aangetroffen.

Gedenksteen van Naerebout aan het Goese Sas (foto H.M.D. Dekker).

Gedenksteen van Naerebout aan het Goese Sas (foto H.M.D. Dekker).

Zeildoek en planken

De voormalige Vlissingse loods en mensenredder Frans Naerebout verwierf in 1807 zijn schamele positie als lichtwachter in de Oost-Bevelandpolder. Zijn vrouw werd in Goes gehuisvest, Naerebout zelf maakte aan de zeedijk een optrekje van zeilen en planken. Het kustlicht was een houten paal met schoren, bekroond door een kraaiennest met lantaarn. Pas jaren later krijgt Frans Naerebout een ‘echt’ houten huisje met een bakstenen schoorsteen en een pannendak. Hij is dan ook sas- en havenmeester van het Goese Sas. De woning maakt deel uit van de herenkeet van de in 1809 tot stand gekomen Wilhelminapolder, en biedt voldoende ruimte om ook Naerebouts echtgenote Saartje te huisvesten. Zij overlijdt in 1816, twee jaar vóór haar man.

Aquarel

De lichtbaak en woning stonden aan de oostzijde op de hoek van de Oost-Bevelandpolder, aan het begin van de haven bij het Sas. Wanneer zijn de baak en de woning precies in zee verdwenen? Verschillende auteurs noemen verschillende jaartallen. Het meest waarschijnlijke jaar is 1856, toen een grote dijkval plaatsvond, net bezuiden de Oost-Bevelandpolder. Hier werd nadien een forse inlaag gelegd. Deze val veroorzaakte ook schade aan de vooroever van de Oost-Bevelandpolder. Hoe het kustlicht en het huisje eruit hebben gezien weten we van een aquarel door de tekenaar G. Braam. De aquarel zou echter uit 1873 dateren, zeventien jaar na de bewuste dijkval. De prent toont overigens twee houten huisjes bij de baak.

Naerebouts woning met lichtbaak aan de Oost-Bevelandpolder (G. Braam, 1873; Gemeentearchief Goes, HTA).

Naerebouts woning met lichtbaak aan de Oost-Bevelandpolder (G. Braam, 1873; Gemeentearchief Goes, HTA).

Waterstaatkundig onheil

Enige verwarring omtrent het juiste jaartal van de fatale dijkval is goed te begrijpen. De Oost-Bevelandpolder was sinds zijn ontstaan een magneet van waterstaatkundig onheil. De polder werd in 1708 bedijkt op de opwas Katsche- of Katteplaat: een schorreneilandje aan de oostelijke uitmonding van de (in 1809 ingepolderde) zeearm de Schenge, die het eiland Wolphaartsdijk scheidde van overig Zuid-Beveland. Al in 1789 besloot men tot de aanleg van een inlaag in het noorden van de polder. Deze ging waarschijnlijk verloren door de beruchte stormvloed van 14 op 15 januari 1808. Na een volgende ‘verzinking des zeedijks’ legde men in 1820 ten zuiden van de vorige inlaagdijk een nieuwe zeedijk aan. Er waren nu zo’n zestien van de in totaal 106 hectare verloren gegaan.

Derde zeedijk

Een derde ramp aan de noordzijde van de Oost-Bevelandpolder vond plaats in januari 1945, toen de polder overstroomde na een zoveelste dijkval. Een derde zeedijk kwam in 1946 tot stand; 11 hectare gaf men prijs aan de Oosterschelde. Van de Oost-Bevelandpolder resteerde nog 79 hectare. De badgasten aan het strandje van het Goese Sas zwemmen vandaag de dag onbekommerd in een gebiedje dat in het recente verleden heel wat waterstaatkundige hoofdbrekens heeft opgeleverd.

Portret van Naerebout door J.P. Bourje, voor 1817 (MuZEEum, collectie KZGW).

Portret van Naerebout door J.P. Bourje, voor 1817 (MuZEEum, collectie KZGW).

Postume raadsels

Maar de waterrecreatie zorgde er óók voor dat er enige waarschijnlijke resten zijn gelokaliseerd van Naerebouts leven en bedrijf in zijn laatste levensfase. Enkele Belgische duikers hebben aan het begin van deze eeuw de noordelijke vooroever van de Oost-Bevelandpolder onderzocht en in kaart gebracht. Naast interessante losse vondsten als ankerstenen tekenden de duikers ook verspreide bewoningssporen op. Aan de noordoostzijde van de polder, bij het al in 1789 buitengedijkte deel, vonden ze bakstenen. Ten zuidoosten daarvan, net buiten de inlaag van 1856, tekenden ze een concentratie ‘dakpannengruis’ op. Dakpannen die Frans Naerebout in zijn laatste harde jaren hebben beschut? Het moet haast wel. Door de verspoeling van dergelijke buitendijkse vondsten valt er weinig te zeggen over de exacte locatie van woning en lichtbaak. Rond Naerebout blijven postume raadsels hangen. Ook de kop van Naerebouts eerste standbeeld in Vlissingen, daterend uit 1919, is na vernieling in de Tweede Wereldoorlog nooit meer teruggevonden.

Literatuur

M.P. de Bruin, M.H. Wilderom, Tussen Afsluitdammen en Deltadijken, I: Noord-Beveland, Vlissingen 1961.
Frank de Klerk, De Goese jaren van Frans Naerebout, Goes: Historisch Museum De Bevelanden, 2005.
Jan J.B. Kuipers, Frans Naerebouts pannen, in: Provinciale Zeeuwse Courant 3 oktober 2005; rubriek Even Omzien.