Michiel de Ruyter (1607-1676)

Vlissingen leverancier van admiraals

In 1618 begon de elfjarige Michiel de Ruyter als scheepsjongen zijn zeemansleven op een van de schepen van de Vlissingse reder Lampsins. Daarvoor had hij enige tijd bij de touwslagerij van deze familie gewerkt.

Na de eerste zeereis monsterde hij vier jaar later opnieuw aan op een koopvaardijschip. Deze reis verliep minder voorspoedig. Het schip met bemanning viel in de Middellandse Zee in handen van Barbarijse zeerovers. Na een geslaagde vluchtpoging kon Michiel, al bedelend vanaf de Spaanse kust en door Frankrijk, terugkeren naar Vlissingen.

In de jaren daarna voer hij als matroos naar West-Indië, Zuid-Amerika en de Middellandse Zee. Weer later als stuurman op de walvisvaart, maar ook als kapitein op een kaperschip.

In 1648 beëindigde de Republiek met succes de langdurige oorlog tegen de Spanjaarden. Lang zou die vrede echter niet duren, want vier jaar later ontstonden er handelsconflicten met de Engelsen. Conflicten die op zee moest worden uitgevochten.

De schepen van de Verenigde Nederlanden waren door hun geringe omvang en aantal niet altijd opgewassen tegen de grotere Engelse oorlogsschepen. Om de vijand met succes te bestrijden ontbrak het in de versnipperde Republiek aan een gezamenlijke aanpak. Er werd onvoldoende gebruikgemaakt van de kennis en kunde van de Zeeuwse admiraals, zoals de Evertsens en Bankert, die het marinevak van jongs af aan op zee hadden geleerd en die wisten wat varen en vechten was. Dit laatste was niet altijd het geval bij de Hollandse vlootvoogden die op hoge posten werden benoemd.

(Zeeuws Archief, HTA Vlissingen nr. 1856)

Het was Johan de Witt die in 1653 als raadspensionaris het gezag naar zich toe trok en ervoor zorgde dat de vijf admiraliteiten als een eenheid gingen functioneren. In die periode verhuisde De Ruyter met zijn gezin naar Amsterdam om aldaar als viceadmiraal in dienst te gaan bij de Amsterdamse admiraliteit. Zijn oorspronkelijke plan om aan wal te blijven was daarmee van de baan. Gedurende een periode van tien jaren werd hij ingezet bij verschillende zeegevechten, zowel in Europa en Afrika als in West-Indië en het Caribische gebied.

Tijdens de smadelijk verloren zeeslag bij Lowestoft in 1665 sneuvelde de opperbevelhebber Obdam. De Ruyter bevond zich op dat moment ergens op de Atlantische Oceaan. Bij thuiskomst werd Michiel de Ruyter opgewacht door Johan de Witt, die hem benoemde tot algehele leider van de Nederlandse vloot. Een jaar na de vierdaagse zeeslag in 1666 voer hij als opperbevelhebber met het vlaggenschip De Zeven Provincien naar de Medway om bij Chatham de Engelse vloot aan te vallen. Grote trotse Engelse admiraalsschepen vielen in Nederlandse handen of werden in brand gestoken. Dit betekende tevens het einde van de Tweede Engelse Oorlog.

(Zeeuws Archief, HTA Vlissingen nr. 787)

In de jaren daarna volgden nog vele zeeslagen. Succesvol daarbij waren de zeegevechten in 1673 op Schoneveld, een gebied voor het eiland Walcheren. In hetzelfde jaar vond de zeeslag bij Kijkduin plaats, waar de Hollanders zowel de Engelse als de Franse vloot versloegen.

De Ruyters laatste tocht voerde in 1676 naar de Middellandse Zee, waar hij het samen met de Spanjaarden op moest nemen tegen een sterke Franse vloot. In die strijd liep hij zware verwondingen op aan beide benen. Een week later stierf hij. De plechtige begrafenis van zijn gebalsemde lijk vond bijna een jaar later plaats, op 18 maart 1677.

(Zeeuws Archief, fotocollectie Vlissingen nr. 20967)

(Zeeuws Archief, HTA Vlissingen nr. 248)

Eerste plaats standbeeld op het Ruyterplein (bij de Vissershaven) (Zeeuws Archief, fotocollectie Vlissingen nr. 9511).

Eerste plaats standbeeld op het Ruyterplein (bij de Vissershaven) (Zeeuws Archief, fotocollectie Vlissingen nr. 9511).

Literatuur

Ronald Prud’Homme van Reine, Rechterhand van Nederland; biografie van Michiel Adriaenszoon de Ruyter, Amsterdam 1998.