Klein verzet

door Bevrijdingsmuseum Zeeland

Hoewel tijdens de Tweede Wereldoorlog veel Nederlanders anti-Duits waren, is maar een gering percentage echt ‘in verzet’ gegaan.

In het begin was het verzet vanuit de bevolking vrij onschuldig en vaak louter symbolisch, zoals het schilderen van leuzen op een muur (OZO – Oranje Zal Overwinnen), een spotliedje op NSB-ers zingen (‘op de hoek van de straat, staat een NSB-er, ’t is geen mens, ’t is geen dier, ’t is een farizeeër’) of het dragen van een (oranje) luciferkop in het knoopsgat. En men luisterde naar Radio Oranje en de BBC voor het laatste nieuws.

Weinigen gingen veel verder dan dit. Chris van der Heijden schreef hierover in het boek Grijs Verleden en hij noemt het klein verzet ietwat neerbuigend ‘verzetjes’. Over de betekenis van het klein verzet zegt Van der Heijden: ‘Feitelijk hadden deze verzetjes nauwelijks een andere betekenis dan dat ze de daders een gevoel van tevredenheid gaven en de Duitsers wellicht de indruk dat ze niet welkom waren.’

Ook in Middelburg pleegde de bevolking klein verzet. Gedurende de oorlog gingen veel kinderen op de foto, op schoot gezeten bij het beeld van Koningin Emma op de Dam. In tuinen, bloemperken en plantsoenen werden bloemen regelmatig gezaaid in de kleuren rood-wit-blauw en bloemist Baljeu, met een winkel in de Langeviele, kweekte op zijn eigen kwekerij in de Jodengang oranje goudsbloemen, die hij in de winkel in kleine bosjes met veel succes verkocht. Hij had er jaren later nog schik om, temeer omdat bij hem thuis Duitsers waren ingekwartierd, die niets in de gaten hadden.

Klein verzet: hanger van rode, witte, blauwe en oranje kippenringetjes (<a href="http://www.bevrijdingsmuseumzeeland.nl" target="_blank" rel="noopener noreferrer">Bevrijdingsmuseum Zeeland</a>).

Klein verzet: hanger van rode, witte, blauwe en oranje kippenringetjes (Bevrijdingsmuseum Zeeland).

De kinderen van Hoedekenskerke, maar waarschijnlijk ook wel elders, hadden een speciale manier om uiting te geven aan hun mening. In Goes werden door hun ouders in de winkel van Ko Visser (op het hoekje van de Papegaaistraat en de Lange Kerkstraat) rode, witte, blauwe en oranje kippenringetjes gekocht. Door deze aan elkaar te maken ontstaat een soort hangertje waarvan de kleurenvolgorde zich natuurlijk gemakkelijk laat raden. Het werd met trots gedragen. Pikant detail is dat Visser (bijnaam ‘Moppe’) bekend stond als Duitsgezind, maar kennelijk ging zijn handelsgeest boven zijn ideologie, want bij aanschaf werd er door hem nooit iets van gezegd.

Klein verzet: sieraden gemaakt van muntgeld en ‘vliegtuigglas’ (<a href="http://www.bevrijdingsmuseumzeeland.nl" target="_blank" rel="noopener noreferrer">Bevrijdingsmuseum Zeeland</a>).

Klein verzet: sieraden gemaakt van muntgeld en ‘vliegtuigglas’ (Bevrijdingsmuseum Zeeland).

Vaak ook werden kleine zilveren dubbeltjes en vierkante zilveren stuivers vermaakt tot sieraden, zoals armbandjes en hangertjes, soms in combinatie met stukjes ‘vliegtuigglas’ (plexiglas van neergeschoten of neergestorte geallieerde vliegtuigen), fotootjes en soms ook met kleurdecoraties.

Boete van 15 gulden voor het buiten hangen van wasgoed in de kleuren rood-wit-blauw (<a href="http://www.bevrijdingsmuseumzeeland.nl" target="_blank" rel="noopener noreferrer">Bevrijdingsmuseum Zeeland</a>).

Boete van 15 gulden voor het buiten hangen van wasgoed in de kleuren rood-wit-blauw (Bevrijdingsmuseum Zeeland).

Toch was ook het kleine verzet niet altijd zonder gevaar. In Amsterdam hing Elisabeth de Groot op 31 augustus 1941, de verjaardag van Koningin Wilhelmina, haar wasgoed aan de lijn op en wel zeer speciale volgorde, namelijk rood-wit-blauw. De Duitsers, die toch al geïrriteerd waren door dit soort daden, grepen onmiddellijk in en Fräulein De Groot kreeg een boete van maar liefst 15 gulden, voor die tijd een groot bedrag. Op het Duitse ‘Bescheid’ maakte ze later een tekening, zodat we nu nog precies weten hoe haar ‘misdaad’ er uit heeft gezien.

Kinderen die geboren werden, kregen vaker dan anders één of meer namen van een lid van het Koninklijk huis. Zo werd in januari 1941 te Den Haag een baby geboren die op voorstel van de vroedvrouw de namen Irene Beatrix Juliana Wilhelmina kreeg. Wildvreemden reageerden met felicitaties, cadeaus en geld op de in de krant geplaatste geboorteadvertentie. Toen de betrokken vroedvrouw, Nelia Epker, een tijdje later een bedankadvertentie plaatste met wederom alle namen erin, greep de Duitse bezetter in. Nelia werd opgepakt en als represaille zelfs naar concentratiekamp Ravensbrück gestuurd; gelukkig overleefde ze dat.

Voor het echte verzetswerk, zoals het maken van illegale bladen, hulp aan onderduikers en gewapend verzet koos minder dan 5 procent van de bevolking. Van de overige 95 procent stond overigens wel een groot deel positief tegenover het verzet en men steunde het verzet vaak wel.

Gedurende de hele oorlog werden bijna 20.000 Nederlanders vanwege verzetswerk door de Duitsers opgepakt. Tweeduizend verzetsmensen werden doodgeschoten. Anderen moesten naar de gevangenis of naar een concentratiekamp. In totaal zijn ongeveer 250.000 Nederlanders omgekomen tijdens de bezetting. De helft hiervan waren joodse Nederlanders.